vissers in oorlogstijd' centraal: de bedreiging van de thuishavens, de onveiligheid op zee en beschermings maatregelen zoals de instelling van konvooien en kruiseskaders, de blokkade van kaperhavens en de bewapening van vissersschepen - echter: 'Vast staat dat veel vissers bij naderend kaperonheil liever hun netten kapten en vluchtten, dan dat zij de confrontatie met een kaperschip aangingen.' Het laatste hoofdstuk gaat over de gevolgen van de zeeoorlog voor de betrok kenen bij de zeevisserij. Ruime aandacht gaat uit naar het persoonlijk leed dat de vissers bij elk treffen met Vlaamse kapers ondervonden. Het eerste exemplaar van Vissers in oorlogstijd werd op de afsluitende dag van het driedaags internationaal symposium Fish, War and Politics, 1300-2003, dat in oktober 2003 in Amsterdam en Middelburg plaatsvond, aangeboden aan de burgemeester van Middelburg. Een gelegenheid bij uitstek, inderdaad, om er de lof trompet over te steken. Maar heeft Van Vliet nu wer kelijk de gangbare opvatting over de Zeeuwse zeevis serij gedurende de Tachtigjarige Oorlog naar de prul lenmand verwezen? Enige nuancering lijkt gepast. De voortgang op kleinere schaal en de verschuiving naar kustvisserij zijn immers bekend en ook door vroegere historici beschreven. Wél stelt Van Vliet het beeld grondig bij aan de hand van niet eerder gebruikt bronnenmateriaal uit binnen- en buitenland. Een berg van goed ontsloten gegevens over tal van facetten van de Zeeuwse visserij in de Tachtigjarige Oorlog is hier mee beschikbaar gekomen, en dat lijkt me belangrij ker dan het welles-nietesgekraai in het academische hoenderhok. Een luchtiger en vrolijker visserijonderwerp behelst het ook uit 2003 daterende boek van het trio Valk, Corijn en Meijaard, Vijftig jaar Visserijfeesten Breskens. Wie was Garnalen Neeltje? En wat was het lot van tal loze trouwjurken in de jaren van praalwagens en vis serijkoninginnen? U leest het allemaal in dit boek. De feesten hebben een bijna magische aantrekkings kracht op (oud-)Bressiaanders. Zoals Piet Versprille. Zijn functie bij de scheepvaartinspectie voerde hem over heel de wereld en hij is al ruim dertig jaar weg uit Breskens. Nu in Terneuzen woonachtig, wil Versprille de feesten niet missen: 'De afsluiting van de feesten, het vuurwerk, is toch elk jaar weer het hoogtepunt,' meldt hij. 'Zeg maar dat ik beide dagen in Breskens ben, want daar komt het toch op neer.' periode van langdurige onveiligheid op zee afgesloten. De drie Engelse (zee)oorlogen verderop in de eeuw dupeerden de Zeeuwse vissers in veel mindere mate, aangezien beide partijen elkanders vissers nu meer ontzagen dan voorheen. De centrale vraagstelling van Van Vliet is in hoe verre kapers uit Duinkerken en Oostende het Zeeuwse vissersbedrijf belemmerden of zelfs vernie tigden. Het eerste hoofdstuk geeft een beschrijving van Zeeland bij het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog. De geografische omstandigheden, de bevol kingsomvang, het bestuur op gewestelijk en lokaal niveau en de bedrijvigheid worden geschetst. Het tweede hoofdstuk behandelt de vele facetten van de Zeeuwse zeevisserij; boeiende lectuur vormt hier de beschrijving van de arbeidsvoorwaarden, werkomstan digheden en loopbaanmogelijkheden. Belangenbehartiging door de 'sector' was ook destijds al een bekende factor, getuige het 'College van de Grote Visserij', dat zijn ontstaan terugvoert op 1567. Van Vliet behandelt voorts de scheepstypen, aan de hand van de door Antoon van den Wijngaerde afge beelde schepen op zijn befaamde Zelandiae Descriptio (ca. 1550). In het derde hoofdstuk staan de 'Zeeuwse Gezicht op Zierikzee, ca. 1650 (omslagafbeelding van het besproken boek). 49 Zeeuws Tijdschrift 2004/5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2004 | | pagina 51