Uit Zeeland losgezongen
Zelfbespiegelingen van vier musici
w
Pas op het laatste moment dacht ik bij het samenstellen van dit nummer, aan de Zeeuwen
buiten Zeeland-editie van dit tijdschrift (ZT49 (1999) 6). Waar haalde ik zo snel de adressen
van 'Zeeuwse musici buiten Zeeland' vandaan? Carla Meijers flitste het door mijn hoofd.
In een mum van tijd kwam ze met dertig musici. De meesten leiden een hectisch bestaan.
Daarom is deze 'selectie' noch representatief naar instrument noch naar muziekgenre.
Tekst Paul van der Velde Beeld Francisca Rosne
Een viertal 'Zeeuwse' musici schreven aan de hand
van een aantal vragen een korte zelfbespiegeling. Aan
bod komen hun muzikale wortels, inspiratiebronnen,
wat ze nu doen en hoe ze de Zeeuwse muziekcultuur
zien. Ze zijn hun eigen muzikale weg gegaan, maar
overeenkomsten zijn er zeker. Ze komen allevier
uit families met een muzikale traditie en de liefde
voor muziek is hen met de paplepel ingegeven. In
de meeste gevallen is de keuze van het instrument
bepaald door vaders of muziekleraren die tevens als
inspiratiebronnen opgevoerd worden.
Ze spelen dikwijls in meer dan één muziekgezel
schap. Genoemd worden: het Radio Filharmonisch
Orkest, Het Mondriaan Kwartet, Combattimento
Consort, het Trio Voce, jeugdtheatergroep Het Filiaal,
het Jazz Orchestra of the Concertgebouw en Dig d'Diz.
Als er in Zeeland een conservatorium was geweest
met goede leraren, zouden ze er naartoe zijn gegaan
hoewel het element van uitvliegen duidelijk een rol
bij de keuze speelt. Twee zijn naar het Koninklijk
Conservatorium in Den Haag, een naar het Hilversums
Conservatorium, en een naar het Amsterdams Con
servatorium gegaan. Ze spelen allemaal nog graag in
Zeeland. Het gebeurt sporadisch omdat hun leven
zich nu eenmaal ergens anders afspeelt. Bovendien
is er in Zeeland een onvoldoende kritische massa
aan professionele musici en daarom is een Zeeuws
conservatorium voor hen geen optie. Wat ze allemaal
bindt, is een onvoorwaardelijke passie voor muziek.
De liefde voor het orkestvak
Carla Meijers (Temeuzen 1956) - ie Jluitiste bij het
Radio Filharmonisch Orkest
Ilc ben begonnen op trompet rond mijn zesde. Dat
liep op een hoop gesis uit want mijn voortanden
waren nog niet eens gewisseld. Toen ik een jaar of
acht was, bracht mijn vader een fluit mee naar huis.
'Probeer maar eens', zei hij en deed me voor hoe je
er een toonladder van C op speelt. Het bleek later een
gouden greep. De fluitleraar van de muziekschool van
Terneuzen wilde me eerst geen lesgeven omdat je op
die leeftijd amper zo'n grote fluit kan hanteren. Na
enige aandrang van mijn vader mocht ik laten horen
wat ik al kon en werd meteen aangenomen. Elf jaar
heb ik van twee leraren les gehad. Zonder hen onrecht
aan te doen zie ik toch mijn vader als mijn grootste
inspiratiebron. Hij dirigeerde enkele harmonieor
kesten in de Terneuzense regio en hij nam me mee
naar alle optredens. Daar is zeker mijn liefde voor het
orkestvak uit voortgesproten. Al meer dan twintig jaar
speel ik als ie fluitiste bij het Radio Filharmonisch
Orkest. Dat doe ik met intens veel plezier.
Of ik naar het Zeeuws Conservatorium zou zijn
gegaan als dat er was geweest? Niet zomaar. Als
daar de beste docenten lesgegeven zouden hebben
misschien wel. Ik ben erg blij dat ik voor kwaliteit
heb gekozen en dat betekende in mijn geval het
Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ik denk
overigens dat op dit moment een conservatorium in
33 Zeeuws Tijdschrift 2005/1-2