Paul van der Velde
De ontmoeting had plaats in het clublokaal Den
Bombardon aan de Tragel, de oude verbindingsweg
tussen St. Jansteen en Hulst. Naast Rudy waren de
vice-voorzitter Jo Verschelden en Björn van Eek, the
coming man van St. Jan aanwezig. Samen zijn ze toe
valligerwijze no jaar lid. Ze overhandigen me twee
publicaties over een van de oudste instellingen van
het dorp. Onder andere aan de hand daarvan kunnen
we de geschiedenis ervan in de context van die van
het dorp aan ons oog laten voorbijtrekken. We zullen
zien dat de fanfare naarmate ze aan zelfstandigheid
won, een steeds belangrijker rol in de Steense samen
leving is gaan vervullen.
St. Jansteen was rond 1900 een agrarische
gemeenschap die meer dan tweeduizend inwoners
telde waarin een kleine elite van boeren en geestelij
ken de lakens uitdeelde. De mobiliteit van de bevol
king was zeer gering en het dialect springlevend. De
voornaamste instellingen waren de gemeenteraad, de
kerk, de Boerenleenbank, de openbare lagere school
en de R.K. Zusterschool met klooster (1893). Op twee
brouwerijen na (De Eendracht en De Appel) die aan
de talloze tapperijen (zelfs in de pastorie was er enige
tijd een gevestigd) en cafés hun bier leverden, had het
dorp geen industrie van betekenis. Een pint drinken
na de hoogmis op zondag was het voornaamste ver
maak van de (mannelijke) bevolking.
Van kunstzin en onmin
Het enige culturele vertier vormden de toneelvoor
stellingen van de Sociëteit Opwaarts (1891) die onder
leiding stond van de onderwijzer J. Goldschmidt. Het
was deze man die het initiatief nam tot de uitbreiding
van de Sociëteit tot Toneel- en Fanfare Maatschappij
Opwaarts. Hij deed dit omdat tijdens de wisseling
van de decors de zaal onrustig werd. Muziek zou de
sleutel tot een soepel verlopende voorstelling kun
nen zijn. In Het Hulsterblad werd eind november
1893 gerept over een vergadering die als doel had de
vereniging op te richten. Daarbij waren 45 personen
aanwezig, dus aan belangstelling geen gebrek. In
augustus 1895 werd het vaandel onthuld en had een
festival plaats waaraan tien harmonies en fanfares uit
Zeeuws-Vlaanderen en Vlaanderen deelnamen. Reeds
in datzelfde jaar diende de maatschappij een subsidie
verzoek in bij de gemeenteraad.
Uit het waarom van de subsidieaanvrage worden
de twee hoofddoelstellingen van Opwaarts duidelijk:
'Overwegend de vele goede diensten, die bij lokale en
nationale feesten geleverd kunnen worden niet
uit het oog verliezend de ontwikkeling van kunstzin
en van schoonheidsgevoel tot wier veredeling door
goede muziek zoveel wordt bijgedragen.' De aan
vraag werd gehonoreerd en dat de vereniging aan die
doelstellingen voldeed, bleek tijdens het festival rond
het tienjarig bestaan in augustus 1905 waaraan 14
muziekkorpsen deelnamen die op drie speciaal voor
het feest opgerichte kiosken speelden. 'Een heerlijk
zomerweder begunstigde het festival Onder de
vrolijke tonen der muziek trokken de verenigingen
met hare ontplooide banieren St. Jansteen door waar
van alle huizen gevlagd werd Honderden en nog
eens honderden uit de naburige gemeenten waren
te voet, per rijtuig of met de fiets naar het mooie en
welvarende dorp gekomen Als een bewijs hoe
groot het bezoek aan het festival was, dient dat de
stoomtram Hulst-Walsoorden zondag 1420 reizigers
vervoerde.' Het festival zorgde dus niet alleen voor de
nodige vrolijkheid maar ook voor inkomsten. De rela
tieve welvaart gekoppeld aan een mild geestelijk gezag
van pastoor W.F. Schets die oog had voor het lot van
de minder bedeelden gekoppeld aan een liberale elite
waar Goldschmidt de voorman van was, zorgde ervoor
dat de doelstellingen van de vereniging gehaald wer
den. Na de opheffing van de Openbare School in 1908
en vervanging door een R.K. jongensschool verliet de
onderwijzer het dorp. De fanfare trad nog op maar
vanaf het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog tot
1921 lagen de activiteiten stil.
In datzelfde jaar werd het patronaatsgebouw
geopend die Opwaarts tot oefenruimte ging dienen en
met het aantreden van de dirigent August Eeckhout
(tevens dirigent van de harmonie in Hulst) ging het weer
bergopwaarts. Hij zou het stokje tot het begin van de
Tweede Wereldoorlog voeren. In 1925 trad J. Preijers als
pastoor aan. Onder zijn pastoraat bereikte de invloed van
de kerk haar hoogtepunt. De crisis van de jaren dertig
gevoegd bij het vrij dictatoriale optreden van Preijers
markeerde een omslag in de sfeer in het dorp. Een van
de leden, Leon Herwig haalt dit in een geschreven her
innering fijntjes aan. 'Was de muziek al tegen het zere
been van Pastoor Preijers, het toneelgebeuren gaf vaak
48 Zeeuws Tijdschrift 2005/1-2