aanleiding tot vernietigende zondagspreken. Vooral door
het gemengde toneel was je toen gauw verdoemd.'
Eind jaren twintig werd de R.K. Toneelvereeniging
St. Jan opgericht die religieus geïnspireerde stuk
ken ten tonele bracht zoals in 1933 het openluchtspel
over de geschiedenis van de kapel Ter Eecken. Dit
vormde de directe aanleiding voor de herbouw ervan
in 1935 en de nieuwe devotie. Voor het geampu
teerde Opwaarts stond het er somber voor. Nogmaals
Herwig: 'Hij (Preijers) liet dan ook niet na de zaak zo
veel mogelijk te boycotten, daarbij gebruikmakend
van zijn macht die zelfs uitstraalde naar het burgerlijk
bestuur. Vanwege hun beroep of dienstbetrekking
had hij op velen greep en in dat geval was het niet
mogelijk om lid te worden van Opwaarts. Dat bracht
natuurlijk mee dat het moeilijk was om overeind te
blijven.' Zo sukkelde de vereniging tot het uitbreken
van de Tweede Wereldoorlog voort.
Van soutane tot witte rokjes
Tussen 1940 en 1944 was het vrij stil op het dorp.
De aansluiting bij de Cultuurkamer voorkwam dat
de instrumenten omgesmolten werden tot kogels.
Ze gingen ondergronds. Pas na de bevrijding van St.
Jansteen op 16 september 1944 kon weer aan muziek
gedacht worden. Er vond een coup plaats onder aan
voering van Preijers die het ongeregeld zooitje van
Opwaarts in moreel hogere banen wilde leiden. De
Hulsterse dirigent werd de laan uitgestuurd en de
onderwijzer W. Bartz, tevens dirigent van het kort
na de oorlog opgerichte Gregoriaans koor, maakte
van de fanfare een harmonie door de toevoeging van
een klarinetsectie. Een gedetailleerd reglement werd
opgesteld waarbij een geestelijk adviseur aan de ver
eniging werd toegevoegd die erop moest toezien dat
de spelers zich gedroegen. De naam werd veranderd
in R.K. Fanfare St. Jan. Bij de leden werd onder
scheid gemaakt tussen de donateurs en de werkende
leden. Bartz was meer geschikt als dirigent van het
Gregoriaanse koor St. Cecilia dat in de jaren vijftig
triomfen vierde met via de KRO live uitgezonden mis
sen vanuit de kerk van St. Jansteen. De kerk was het
exclusieve speelterrein voor het koor en op straat mar
cheerden in weer en wind de fanfareleden inmiddels
getooid met een grijze pet. Het leek een door God
gegeven ordening van de maatschappij, doch er kwa
men barsten in de coalitie tussen kerk en kapitaal.
Na de oorlog begon het dorp zijn agrarische
karakter te verliezen. Door de mechanisatie van de
landbouw vonden velen werk in een van de textielfa
brieken in en rond het dorp. Begin jaren zestig kwam
daar emplooi bij in de nieuw ontwikkelende zware
49 Zeeuws Tijdschrift 2005/1-2