BUSINESS AS USUAL andre van derveeke Dichter in Nederland, als je het bent kun je het maar beter voor je houden. Levert het nog wat op, vraagt af en toe iemand die niet thuis is in de wereld van de poëzie? Ik heb er een huisje in Frankrijk aan overge houden, antwoord ik dan, zonder te melden dat ik het wel moet huren. De telefoon gaat. Ik neem op en hoor een vaag beken de stem. 'Heer..., hoe gaat het?' 'Hoe het als heer gaat weet ik eigenlijk niet,' ant woord ik. Streekdeskundige, schrijvend bioloog aan de lijn, bovenal ooit mijn onderwijzer. 'Ik heb een verzoek. Ze hebben mij gecharterd om jou te benaderen. Binnenkort is er een kunstfestival met zang, expositie en wellicht poëzie. Hangt van jou af of dat onderdeel doorgaat.' Hoe kun je je oud-onderwijzer iets weigeren? Natuurlijk kom ik, hoor ik mezelf zonder condities vooraf zeggen. Ik weet dat het niet hoort, maar het gaat vanzelf zo. 'Wat betreft de financiële kant van de zaak, tja, er kan niet veel tegenover staan.' 'In dat geval kom ik zeker.' 'Een flesje wijn, wat denk je daarvan?' Halleluja, brult een stem in mijn hoofd. Waarschijn lijk drab uit de kelders van graaf Dracula. Ik ken langza merhand de kwaliteit van cadeauwijnen. 'Doe er maar twee', zeg ik dapper. 'Dat kan eventueel ook nog wel.' De man herhaalt een datum, een tijdstip, een plek. De wereld is vandaag koud en leeg. Mijn dochter is ziek. Mijn vrouw is ziek en zelf vorm ik ook een risicofactor. Daar gaan we op weg door het decem- berduister. Naar een bijeenkomst, naar een kunst manifestatie in een kerk, naar de mensen die niets mankeren. Mijn vrouw zit aan het stuur. Ik voel hoe mijn adem stokt. Ik adem verkeerd en mijn borstbeen is de pineut. De boel komt daar vast te zitten. Ik heb mijn ademhaling niet onder controle. Dat betekent dat ik niets met mijn stem kan beginnen. Hoe moet dat straks in die kerk? Achter me zwijgt mijn dochter, naast me zwijgt mijn vrouw. Ik probeer ergens aan te denken, maar de avond verslindt iedere gedachte. Als we in het dorp van bestemming aankomen zijn de straten nat en leeg. Wat een waanzin om het Niets op te zoeken. Ik stap met tegenzin uit en monster het zware zwarte kerkgebouw voor me. Vergeet de boeken niet, zeg ik tegen mijn dochter maar ze hoort het niet. Ik til de doos zelf uit de auto en loop ermee naar de kerkdeur. Daarachter is plotseling licht en luch tigheid, mensen zijn in de weer, geschuifel, bezige gezichten. Ik heb meteen mijn gastheer in het vizier. Hij is breed gebouwd en beschikt dientengevolge over een Bourgondisch karakter. We schudden elkaar de hand. 'Fijn dat je gekomen bent.' 'Graag gedaan,' antwoord ik. 'Het eeuwig durend merkteken van de doop valt niet te ontlopen, vandaar,' leg ik uit. Er wordt geschoven met schotten en stoelen. Iemand test een microfoon. Aan weerszijden van de kerkbanken hangen schilderijen. Ook op het hoofd altaar mag kunst de aandacht voor de allerhoogste verdringen. Ondanks de opgewekte sfeer blijf ik me slecht voelen. Na een rondgang door de kerk trek ik 9 Zeeuws Tijdschrift 2005/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2005 | | pagina 11