Afbeelding van een meestoof met stamphuis (voor het klein maken van wortels), omstreeks 1830, collectie museum 'de Meestoof' in St. Annaland. iirES1 #GT"^5^3*T- MlBm STOOT1 .W/JffEtlS Tholen was zo hoog, dat er in de zeventiende eeuw een omvangrijke export naar Frankrijk en Engeland ontstond. Dit werd mede mogelijk gemaakt door strenge keuringen. Door de uitbreiding van de wol-, laken- en zijde-industrie in Nederland, Engeland en Frankrijk tussen 1650 en 1750 waren vraag en prijs tot grote hoogte gestegen. Ook andere gebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen wilden meeprofiteren en begon nen met de teelt. Dit duurde tot de inval van de Fransen in 1794, die een exportverbod voor meekrap instelden. Toch zou de productie van de Zeeuwse meestoven na die tijd nog verder groeien door uitbreiding van de export naar Duitsland en Noord-Amerika. Het verlies van de Franse en later ook de Engelse markt kon hierdoor worden gecompenseerd. Omdat de meekrap vaak door relatief kleine telers werd geproduceerd, konden slechts enkele vaten van een vergelijkbaar product tegelijk worden afgeleverd. Daardoor en als gevolg van het feit dat de meekrappoeder ongeveer een jaar opgeslagen moest worden om voldoende kwaliteit te krijgen, is in Rotterdam een stapelmarkt ontstaan, waar alle handel zich concentreerde. Opleving en ondergang Omstreeks 1820 raakte de Zeeuwse meekrapteelt voor het eerst in de problemen. De Zeeuwen hadden dat te danken aan het feit dat zij in de concurrentie met Frankrijk niet voldoende aandacht schonken aan de ontwikkeling van nieuwe technieken. In de Vaucluse, het centrum van de Franse meekrap, waren methoden ontwikkeld om de kleurstof alizarine te extraheren met zwavelzuur. Op die manier kon er een geconcen treerd poeder met een vrij constante kwaliteit (garan- cine) aangeboden worden. Bovendien verbeterden de Fransen de teelttechniek. De productie in de Vaucluse was geconcentreerd in een aantal fabrieken, die in niets meer op de oude meestoven leken. Directe toepassing van soortgelijke technieken was in Zeeland onmogelijk vanwege te strenge keuringseisen van de overheid. Ook de handel was niet gebaat bij een verandering van de voorschrif ten omdat zij kwaliteitsklassen van de meekrap kon den verkopen voor verschillende doeleinden. Pas in 1845 werden alle wetten en verordeningen op de teelt en bereiding van meekrap ingetrokken. Vervolgens nam de Zeeuwse Landbouwmaatschappij 48 Zeeuws Tijdschrift 2005/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2005 | | pagina 50