Tekening van de entree van de Campveerse Toren door Maurice C Pauwaert (1889-1965) in het gastenboek van de Campveerse Toren, 1952. Achter het raam boven de poort staat Gijsje, het hondje van Henk van Cranenburgh. Maurice C. Pauwaert, een talentvolle aquarellist, richtte in 1923 het maritieme tijdschrift Sur IEau op en in 1930 Société Beige des Peintres de la Mer. Hij werd geboeid door alle aspecten van het maritieme leven. Hij was tegelijk kunstenaar, verzekeraar, regattezeiler, auteur van zee kronieken, fotograaf en specialist op het gebied van race-boten. Maar wie verder graaft, kan met een beetje goede wil zeven eeuwen door blijven spitten. De Campveerse Tooren stamt uit begin 1300. Bouwarchitect Adriaan Bommenee heeft in de negentiende eeuw vastgesteld dat de specie waar de toren mee gebouwd is precies dezelfde specie is als die van Kasteel Sandenburgh, dat ook omstreeks 1300 gebouwd is. Daar woonde in die tijd Wolfert IV van Borssele, de eerste Heer van Veere. In de oude stadsmuur zit dezelfde speklaag als in de toren en heeft men ook met dezelfde specie van kalk en schelpen gewerkt, een specie vermengd met daring, klei uit de zeebodem, waardoor die weerbe- stendiger is dan gewoon cement. Later mocht daring niet meer worden gewonnen omdat het de stromin gen in de haven veranderde. Veere verwierf in 1348 stadsrechten, waardoor het bouwen van stadsmuren en vestingwerken met torens en poorten noodzake lijk was geworden. De toren is onderdeel van een verdedigingslinie die rond 1350 in zijn geheel werd opgeleverd en geschonken aan de stad. De gulle gever is diezelfde Wolfert, die alle kosten van bemuring rondom de stad schenkt'. Bijna ten onder aan het water De toren in Veere heeft in die verdedigingslinie nog een zustertoren gehad, de Noorder of Buskruittoren, aan de overkant van de haven. Op het voormalige wapen van Veere staan ze allebei. De toren aan deze kant markeert het veer naar Campen op Noord- Beveland, de Campveerse Toren. Veere heeft zijn naam te danken aan het feit dat men er vroeger Ter Veere ging om vanuit Walcheren naar Noord-Beveland te varen. De latere overplaatsing van de wolstapel en het alleen-invoerrecht voor heel Europa van Schotse wol dat de stad een tijdlang heeft gehad en waar ze zo welvarend door geworden is, zijn dus zo vreemd niet. 3 Zeeuws Tijdschrift 2005/7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2005 | | pagina 5