uit angst voor strafexpedities, een maaltijd aan en
kroegbaas Jeronymus van Andel brengt de onkosten
later bij het stadsbestuur in rekening. Ook zien we
admiraal Boisot, de grote geuzenaanvoerder, op de
toren verschijnen. Dik tweehonderd jaar nadien,
op i juni 1748, worden vanaf de toren eenentwintig
saluutschoten afgevuurd ter inhuldiging van Willem
Karei Hendrik Friso. In 1766 volgt de inhuldiging van
Willem V. Hij en zijn vrienden nuttigen de maaltijd
'zonder verwarring en in de schoonste orde'.
Van lieverlee is het gedaan met de glorie van de
stad. Schotse, Engelse, Duitse, Spaanse en Franse
stemmen verstommen of het moeten die van de toe
risten zijn. De stad Veere raakt in verval en verwordt
tot slaperig vissersstadje en nog weer later tot toeris
tische dagetappe. De haven verliest in de negentiende
eeuw zijn karakteristieke skyline, want de toren raakt
zijn dak kwijt. Daarvoor in de plaats maakt men een
terras dat een mooi uitzicht biedt over het Veerse gat.
Gelukkig zijn dak en kantelen bij de verbouwing in de
jaren vijftig teruggekeerd en wie iets heel moois wil
zien, zette zich aan tafel 1, bij binnenkomst links in
het restaurant. Geniet daar maar eens van het eten en
de tientallen kleuren rood van de zonsondergang.
Van herberg naar kroeg naar restaurant
In het jaar 1466 verschijnt de herberg al als zodanig in
de archieven. Bij de dood van Philips de Goede beslui
ten de notabelen na de herdenkingsdienst in de kerk,
'de dorst te lessen op den Thoren' en op basis hiervan
kan de Campveerse Toren met recht het predikaat
claimen de oudste herberg van Nederland te zijn. De
stadsbestuurders mogen hem alleen verhuren aan zeer
bekwame uitbaters en dat zijn er vanaf 1524 precies
vijftig geweest. Vaak is de herbergier ook de veerman,
vandaar ook dat de naam Schippers regelmatig terug
te vinden is op de lijst van uitbaters. De langst zittende
herbergier is Jan Abkens, die bier tapt van 1734 tot
1781, bijna vijftig jaar. De familie Schippers is ook lang
exploitant van de toren. Met korte tussenpozen van
1876 tot 1918. Piet Snoep, die er in 1944 intrekt, lean al
snel weer gaan. Hij is met een Duitse getrouwd en dat
ligt niet goed aan het eind van de oorlog.
Henk van Cranenburgh komt in de naoorlogse
jaren regelmatig met zijn 8-meter-jachtje De Lickebaert
in Veere aanleggen voor een bakje troost in de stads
herberg. De waard, Adrianus Bruggeman herkent
de vrijgezelle dertiger na verloop van tijd al op het
water en zwaait met zijn witte zakdoek als hij hem
de haven ziet binnen varen. Van Cranenburgh is
transporteur met een eigen vrachtwagen, een door
de bezetter achtergelaten Faun, overgenomen van
het Militair Gezag. Hij heeft avontuur in zijn kop en
wil naar Nederlands-Indië, waar een broer ook in de
transport zit. Het is hem hier allemaal te benauwd
en met maar één wagen kan hij nooit echt veel geld
verdienen. Wanneer hij in september 1947 weer bij
de Campveerse Toren aanlegt, polst Bruggeman hem
voor de overname van zijn herberg. Mevrouw Johanna
Bruggeman heeft meer dan genoeg van de nering. De
•-''■s-futZ
6 Zeeuws Tijdschrift 2005/7