Veere de materiaal-technische toestand van één van
de sculpturen, het beeld van Wolfert van Borssele, in
situ onderzocht. Daarnaast is gekeken naar de restau
ratiegeschiedenis van de sculpturenreeks in Veere en
in mindere mate naar die van het stadhuis in Mid
delburg. Een van de vragen hierbij was of de materiële
geschiedenis van de stadhuisbeelden zichtbaar is in
de sculpturen. Die materiële geschiedenis laat zich
namelijk niet malckelijk achterhalen. In de literatuur
over de Veerse beelden wordt nauwelijks aangeduid
wat er nu precies aan de sculpturen is gerestaureerd,
en wordt al helemaal niet aangegeven om welk indivi
dueel beeld het gaat.
Allereerst is gekeken naar de steensoort, de volu
mes van de toegepaste steenblokken en wat er bekend
is over de gebruikte steensoort. In 1753 wordt als
materiaal voor de sculpturen 'witte arduin' vermeld.
Hieronder verstaan we tegenwoordig zowel de Lede
steen en Gobertange. De gebruikte steen is vermoe
delijk een steen uit Avesnes. Deze steen, afkomstig
uit steengroeven aan de noordwestelijke grens van
Frankrijk met België werd gedurende een aantal eeu
wen in het tegenwoordige België veel gebruikt voor
(buiten)beeldhouwwerk en ook vëel verscheept naar
het meer noordelijke deel van Nederland. De Avesnes-
steen was uitstekend geschikt voor fijn beeldhouw
werk en verkrijgbaar in grotere steenvolumes dan
de Gobertange en Ledesteen. Dat deze steen onder
invloed van slecht weer, vorst en vochtigheid brak en
zeker niet tegen zeelucht kon, beschreef de Italiaan
44 Zeeuws Tijdschrift 2006/1-2