en Zuidelijke Nederlanden was in essentie een rati oneel, machtspolitiek besluit. Zij is door de grote mogendheden bepaald en werd reeds tien jaar eerder, in 1805, door Rusland en Engeland besproken met als belangrijkste doel een sterke buurstaat te creëren ten noorden van het vijandige Frankrijk. Zij wilden een bufferstaat, die tegelijkertijd niet te machtig mocht worden en slechts een bijrol zou kunnen spelen in het Europese machtsspel. Met dit besluit zou voorbij worden gegaan aan de uiteenlopende culturele, religieuze en economische ontwikkelingen die de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden sinds 1585 hadden doorgemaakt. Deze verschillende ontwikkelingen kwamen in de periode 1815-1830 tot uitdrukking in tegenstellingen die hun weg vonden in religieuze onenigheid, cultureel-his- torisch bepaalde vooroordelen en botsende lokale, economische belangen. Zij zouden verhinderen dat Koning Willem I (1772-1843) het Verenigd Koninkrijk tot een hechte eenheid kon smeden. Religieuze tegenstellingen De tegenstellingen tussen het Noorden en het Zuiden traden reeds op de voorgrond bij de aanvaarding van de Grondwet van het nieuwe Koninkrijk in 1815. De geforceerde wijze waarop deze aanvaarding totstand kwam, toont hoe weinig met name het Noorden zich, althans aanvankelijk, aan deze tegenstellingen gele gen liet liggen. In het Noorden werd de Grondwet vrijwel una niem aanvaard. Van de 474 stemmen waren er slecht 26 tegen vanwege artikel 130. Daarin was opgenomen dat de vorst lid van de Protestantse Kerk moet zijn. In het Zuiden werden 1603 notabelen bijeengeroepen. Van de 1323 die aan de oproep gehoor gaven, stemden slechts 527 voor de Grondwet en 796 tegen. In de beoordeling van de uitslag werden de 280 afwezigen echter gemakshalve tot de voorstemmers gerekend. Ze hadden immers niet tegen gestemd. En van de tegenstemmers waren er 128 die tegengestemd had den omdat de rooms-katholieke Kerk in de artikelen 190 tot en met 196 van de Grondwet met andere kerken gelijkgesteld werd. In de beoordeling van de uitslag werd dit motief als niet staatkundig relevant beschouwd en werden de 128 dus van de tegenstem mers afgetrokken. Op deze wijze kon de uitslag van 527 voor en 796 tegen geïnterpreteerd worden als 807 voor en 670 tegen. Dat was dus een overweldigende meerderheid en daarmee was ook in de Zuidelijke Nederlanden de Grondwet aanvaard. Deze 'Koninklijke rekenkunde' ofarithmétique hol- landaise' zal in het Zuiden niet veel waardering hebben gekregen. Zeker niet bij de rooms-katholieke Kerk. Het wantrouwen dat die Kerk koesterde tegen een Koning die voor godsdienstvrijheid was, zal er alleen maar door zijn versterkt. De bisschop van Gent had dan ook de eed op de grondwet verboden. Hij verbood zelfs te bidden voor de voorspoedige bevalling van de baby van Anna Paulowna, de schoondochter van de Koning! Het conflict tussen Willem I en de rooms-katho lieke Kerk werd verder op de spits gedreven door zijn beslissing om de kleinseminaries te sluiten. Hij had daar wel een punt, omdat dat onderwijs geen niveau had en omdat de slecht opgeleide kloosterlingen nau welijks in staat konden worden geacht kennis onder het volk uit te dragen. De rooms-katholieke Kerk duldde evenwel geen inmenging in wat zij als kerke lijke aangelegenheden beschouwde. En zij wilde zeker niet door toedoen van de Koning haar greep op het gewone volk verliezen. Het gevoel van onbehagen beperkte zich noch tot de Kerk, noch tot de Zuidelijke Nederlanden. Ook in het Noorden groeiden de bedenkingen tegen de samenvoeging. Deze bedenkingen werden deels gevoed door irreële, maar historisch verklaarbare beel den die men van elkaar had, deels ook door tegenge stelde economische belangen. Vooroordelen Over het algemeen keek men in de Noordelijke Nederlanden op het Zuiden neer. Deze arrogantie had veel te maken met het verleden. De Noordelijke Nederlanders beschouwden zichzelf als een oud cultuurvolk, dat twee eeuwen onafhankelijk was geweest en zijn vlag in alle werelddelen had laten wapperen. De onmondige Belgen daarentegen, waren al die tijd door vreemdelingen uit Spanje, Oostenrijk of Frankrijk geregeerd. Het was voor de gemid delde Noordelijke Nederlander niet mogelijk in deze Roomse en deels Franssprekende buren gelijkberech tigde rijksgenoten te zien. 4 Zeeuws Tijdschrift 2006/1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 8