Dat er sprake was van wederzijds onbegrip, kan
ook goed geïllustreerd worden aan de hand van de
kroning van Willem I. Met zijn kroning zette de
Koning een standaard voor, of in elk geval beves
tigde hij het beeld van de zuinige, of zelfs gierige
Hollander, dat bij onze zuiderburen inmiddels als een
stereotiep in het collectieve geheugen is gestold.
Het kan rustig gesteld worden dat de Belgen ont
goocheld waren door de kroning die op 27 september
1815 in Brussel plaatsvond. Het magere spektakel
kwam op hen over als een toneelstuk. De koninklijke
kroon was van verguld hout, de sierstenen waren van
gekleurd glas en de leeuwen die de koninklijke mantel
versierden waren van gedreven koper. Bij zijn rondrit
door Brussel strooide de nieuwe Koning slechts met
kleingeld in plaats van goudstukken, waardoor hij in
de volksmond de 'koperen koning', 'koning-kruide
nier' en 'koning-krentenweger' werd genoemd. Deze
Noordelijke zuinigheid werd niet als erg koninklijk
gewaardeerd. Zeker niet van een Koning die met een
jaargeld van 2,4 miljoen gulden de best betaalde vorst
in Europa was.
Werd in het Noorden de handelsgeest van de
Koning-koopman nog wel enigszins gewaardeerd,
in het Zuiden werd koninklijk gedrag meer geas
socieerd met militaire, culturele, of desnoods amou
reuze belangstelling, maar zeker niet met platvloerse
geldschraperij. Men mistte in het Zuiden de zwier en
majesteit die men van een vorst verwachtte.
Lokale economische belangen
In de context van dit artikel niet belangrijker, maar
wel tastbaarder, waren de economische tegenstellin
gen tussen het Noorden en het Zuiden. Daarbij dient
gelijk te worden opgemerkt dat de strijdigheid van
economische belangen niet kan worden geïsoleerd
van bestaande cultuurverschillen, die voor een deel
uit die tegenstellingen kunnen zijn voortgevloeid. De
kwalificatie 'koopman' staat immers voor meer dan
een vertegenwoordiger van een bepaalde bedrijfstak.
De economie in de Zuidelijke Nederlanden was
in belangrijke mate gebaseerd op de nijverheid. En
nijverheid vraagt evenals de landbouw van nature om
protectie voor de afzet van de geproduceerde goede
ren. Bescherming van de industriële productie door
middel van de heffing van tarieven stond echter haaks
op de belangen van de Noordelijke vrijhandel. Deze
handel predikt juist vrijheid-blijheid.
In het Verenigd Koninkrijk had Willem I een
economische politiek gevoerd die de opkomst van de
nijverheid moest bevorderen en daarom de vrijhan
del aan banden legde. De handel van de Hollandse
kooplieden werd hierdoor gehinderd en de kooplieden
zouden deze politiek als verklaring aanvoeren voor het
achterblijven van Amsterdam bij Antwerpen.
In Antwerpen koesterde men tegelijkertijd nog
altijd wantrouwen tegen de goede bedoelingen van
het Noorden. De vrije doorvaart over de Schelde, het
symbool van de Belgische onafhankelijkheid en de
levensader van Antwerpen, was lange tijd gehinderd
door datzelfde Noorden. Bij de val van Antwerpen
in 1585 was de Schelde gesloten en in 1648 werd de
blokkade geformaliseerd in het Verdrag van Münster.
Amsterdam voer wel bij deze blokkade, terwijl
Antwerpen, in de zestiende eeuw nog het belangrijk
ste handelscentrum in West-Europa, ernstig in haar
ontwikkeling werd geremd.
Althans, dat is het algemene beeld. Recentelijk
betoogde de Gentse maritiem historicus Jan
Parmentier in de Provinciale Zeeuwse Courant dat
Antwerpen van de zestiende tot in de achttiende
eeuw de conjunctuur in Zeeland en Vlaanderen bleef
bepalen. De Antwerpenaren slaagden erin hun han
delsnetwerk te verplaatsen en alternatieve routes te
vinden (via Duinkerken en via Oostende). Het waren
vooral de Zeeuwse overslaghavens, zoals Arnemuiden,
die hieronder te lijden hadden. Bovendien was de
Schelde niet volledig afgesloten. Schepen bleven op
Antwerpen varen, maar zij moesten tolgeld betalen.
Hoe dit ook zij, de behartiging van lokale (eco
nomische) belangen voerden ook in het Verenigd
Koninkrijk nog steeds de boventoon. En de voorkeur
van Holland voor de handel overzee boven investe
ringen in een continentale industriële ontwikkeling
maakte dat in 1830 niet alleen België van het Noorden
afwilde, maar het Noorden ook van België.
De afscheiding
De aanzet tot de uiteindelijke afscheiding zou echter
niet in de Noordelijke Nederlanden gegeven worden.
Het was een onwaarschijnlijk 'monsterverbond' van
de rooms-katholielce Kerk met Franstalige liberale
5 Zeeuws Tijdschrift 2006/1-2