Woningen aan de Wulfaertstraat in Goes.
Woningen van de Christelijke Woningbouwvereniging in Nieuw-Middelburg.
twintig procent over een periode van vijf jaar, werden
verplicht een uitbreidingsplan te maken, dat door
Gedeputeerde Staten van de provincie moest worden
goedgekeurd.
De Woningwet had in de eerste tien jaar na zijn
inwerkingtreding een verkrapping van de woning
markt tot gevolg. Dit werd veroorzaakt door de onbe
woonbaarverklaring van vele woningen in combinatie
met de geringe bouw van nieuwe woningen als gevolg
van de gestegen kwaliteitseisen. Het gevolg was dat
de woningnood alleen maar toenam. Pas nadat de
overheid subsidies ging verstrekken werden er veel
nieuwe woningbouwverenigingen opgericht en kwam
de woningbouwproductie rondom 1910 goed op gang.
Het grote aantal woningbouwverenigingen dat in
Nederland werd opgericht weerspiegelde het verzuilde
Nederland van die tijd.
De zoektocht naar de Hollandse stijl
De vormgeving van de nieuwe woningbouw was
in het begin van de twintigste eeuw een belangrijk
onderwerp van discussie. Vormgeving van de gebouw
de omgeving kreeg bij veel architecten, journalisten
en critici brede aandacht al beperkte de discussie
zich meestal tot de fafade, waarachter nog steeds
grote armoede schuil ging. Victor de Stuers stelde
de verlelijking en verwaarlozing van het culturele
erfgoed van Nederland met verve aan de kaak. Hij
20 Zeeuws Tijdschrift 2006/3-4
bekritiseerde de wansmaak en geestelijke armoede
van de nieuwe woningbouw. Vooral de afbraak en
verwaarlozing van monumenten werd door hem
gehekeld als een teloorgang van de Nederlandse cul
turele waarden. Uiteindelijk is uit zijn passie voor
het culturele erfgoed niet alleen de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg voortgesproten, maar is ook
een zoektocht naar een eigentijdse en traditioneel
Hollandse stijl voor de nieuwbouw van de woonwij
ken ontstaan.
In deze periode zijn tevens de schoonheidscom
missies opgericht die verantwoordelijk waren voor
de bewaking van de zuiverheid van de architec
tuur. Het oprichten van deze commissies wierp
echter tegelijkertijd de vraag op wie nu eigenlijk
bepaalt wat mooi of lelijk is. Na de internationale
stijlen van het classicisme en het eclecticisme
ontstond er behoefte aan een eigen architecturale
stijl. Architecten als Berlage, Cuypers en Kromhout
zochten naar Hollandse stijlkenmerken in de archi
tectuur van de Gouden Eeuw en pasten deze toe in
hun ontwerpen voor de eerste nieuwbouwbuurten
rondom de oude binnensteden. Uit deze initiatieven
ontstonden in de eerste helft van de vorige eeuw de
bekende architectuurstijlen van de Amsterdamse
School en later, in reactie hierop, de Delftse School,
die beide karakteristiek zijn voor de Nederlandse
woningbouw.