STAD MET EEN KLEIN VERLEDEN André van der Veeke In Terneuzen ontbreekt een tastbaar verleden. En in het verlengde daarvan een aanbod van indrukwek kende historische persoonlijkheden. Vandaar de hernieuwde pogingen om Van der Decken een thuis haven te bieden. Het verhaal van De Vliegende Hollander is een spook verhaal. Kapitein Van der Decken is een verdoemde. Hij zal nooit rust vinden. Niet op zee en zeker niet in Terneuzen. Toch wil men hem nu opnieuw als boegbeeld van deze stad gebruiken. Een spook, een haveloze zeezwerver moet de stad redden, want het gaat niet goed met Terneuzen. Er komen te weinig toeristen en dagjesmensen. De tunnel heeft de gang naar Goes, Middelburg en Vlissingen vergemakkelijkt maar in de tegenovergestelde richting heeft de nieuwe toegankelijkheid weinig opgeleverd. Bovendien heb ben allerlei publieke diensten plannen om hun heil elders te zoeken. Dus er moet wat gebeuren! Maar als je de rol van Van der Decken zo benadrukt, roep je dan niet heel hard: Terneuzen spookstad!? Ik zou het hebben over de architectonische ver worvenheden van dit stadje, dus ik ben eigenlijk verkeerd begonnen. Ik moet de wijken in. Dan kan ik later altijd nog met een zielsschouw komen. Maar eerst even pootjebaden in het verleden. Terneuzen (Ter Nose) leidde eeuwenlang een kwijnend bestaan. In de achttiende eeuw stonden er negentig stenen huizen, voornamelijk in de enige straat van betekenis, de Langestraat, tegenwoordig Noordstraat geheten. En er was een kade met enkele dwarsstraten. De 'gesloten' Schelde hield een bloei van de handel in het gehucht tegen. Pas in het begin van de negentiende eeuw kwam er onder invloed van de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen en verschillende vestingwerken een economische opleving. Vijftig jaar later gaf de aanleg van een spoorbaan naar Gent de doorslag bij de ontwikkeling van de haven. Nog steeds kenmerkt de binnenstad zich aan de zuidwestkant door nauwe straatjes en kleine huizen. De schrijver Nescio noteerde begin jaren vijftig: 'Door Terneuzen gewandeld: armetierig. Wat elders mooi is (kleine huisjes, gangetjes) is hier ook lelijk, nergens enige verheffing.' Als ik echter een ansichtkaart uit 1920 bekijk dan biedt Terneuzen een bijna arcadische aanblik. De vooruitgang heeft ervoor gezorgd dat het weinige dat imponeerde verdween. Alles van waarde is weerloos en dus rijp voor de sloop, is een Terneuzense variant op de regel van Lucebert. Wat is er bijvoorbeeld niet meer? Om te beginnen de Molen van Jan van Ree aan de markt, verder de voormalige Rijks-HBS, Grand-hotel Rotterdam en hotel Pays Bas, het Juliana-zieken- huis, de brandweerkazerne aan de Schoolweg, de Willibrorduskerk, rusthuis Scheldeoord, de infirmerie in de Nieuwstraat, de Axelse brug en last but not least de watertoren. Verder hebben tientallen flatgebouwen en een volledige wijk ('t Java) het loodje gelegd, plus het stedelijke binnenvaartgebeuren. Wat de bestuur ders van dit stadje niet begrijpen is dat bij een derge lijke omvangrijke sanering ook de stedelijke identiteit beetje bij beetje verdwijnt. Is er dan niks overgebleven? Jawel, een van de aar digste oude gebouwen - laat negentiende-eeuws - is het oude Postkantoor op de hoek van de uitgaansstraat De Nieuwstraat. En daar schuin tegenover staat het Arsenaal, een vroeg negentiende-eeuws militair bolwerk, waarin allerlei drank- en eetlokalen onderdak hebben gevonden. Verder oogt het Terneuzense centrum aan de noordzijde na een recente renovatie en aanpassing gevarieerd en aantrekkelijk. Hier ligt, nee staat het fraaie betonnen schip van Balcema, geflankeerd door het nieu we hemelsblauwe stadskantoor van Koen van Velzen. Je treft een rijtje aardige oude huisjes aan bij de Kolk, ter wijl het nieuwe winkelcentrum De Steenen Beer prettig 23 Zeeuws Tijdschrift 2006/3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 25