Honoré Rottiers reislust bleek al vroeg. Zijn studie
sociale geografie volgde hij bijvoorbeeld aan de uni
versiteit van Lausanne in Zwitserland (tot 1967).
Na zijn promotie op La Flandre Zélandaise, étude
de géographie régionale (1970) deed hij stedenbouw
aan de TH Delft. Vanaf 1973 was hij planoloog
in Heerlen, adjunct-directeur van de Raad van
Europese Gemeenten en docent aan de Academie
voor Bouwkunst te Maastricht. Talrijke gastcolleges
over stedenbouw gaf hij in binnen- en buitenland.
Hij publiceerde in Nederland en België een tiental
boeken over de geschiedenis van de stedenbouw en
historische geografie, zoals Stedelijke structuren (1972),
Limburgse kastelen in vogelvlucht (1980), Metropolis
(1981), De Vlaamse kustvlakte (1984), Onderdak, 5000
jaar wonen in de Lage Landen (Amsterdam 1988),
Rondreis door middeleeuws Vlaanderen (1996) en Het
verleden van steden. 4000 jaar bouwen en verbouwen in
Europa (2004).
Stad steeds belangrijker
Zoals veel auteurs beschouwt Rottier zijn recentste
boek Het verleden van steden als het belangrijkst.
Waarom? 'Uiteindelijk boeit de geschiedenis van de
stadsontwikkeling me het meest. Je bereikt met dit
onderwerp ook een breder publiek want het interes
seert - veel meer dan heraldiek bijvoorbeeld - een
groot aantal mensen. Steeds méér wonen we in
een verstedelijkte omgeving en of we dat willen of
niet, onze leefomgeving zit ons na op de huid.' Zijn
boek over heraldiek draagt volgens Honoré Rottier
misschien bij aan meer specifieke historische ken
nis, maar niet aan een betere leefomgeving. 'Ik heb
gemerkt dat Het verleden van steden, dat de ontwikke
ling van de stedenbouw ook in een hedendaags per
spectief plaatst, daar wél een beetje toe kan bijdragen.
Vandaar mijn lichte voorkeur voor dat boek.'
Steden als verzameling van gebouwen, straten,
pleinen en andere ruimten beïnvloeden het leven
van alledag. 'Niet iedereen is zich daarvan bewust,
maar die stedelijke omgeving kneedt onze ervaringen
en ons gemoed,' meent Rottier. 'Wie in een stad is
opgegroeid en vroege jeugdherinneringen ophaalt,
zal zeer waarschijnlijk beelden voor ogen hebben van
rijen woningen in een straat, drukte op een markt,
lichtinval op een kerk, herfstnevel over een plant
soen.' Maar het blijft niet bij herinneringen. 'Elke stad
speelt voortdurend in op de verbeelding en emotie.
Ze is altijd vol signalen voor wie er oog voor heeft.'
Hij noemt voorbeelden. 'Een kathedraal stemt tot
ootmoed en een raadhuis roept de betrokkenheid van
de burgers met het wel en wee van hun stad op. Een
paleis herinnert de toeschouwer aan de vroegere of
tegenwoordige macht van heersers. Een marktplein
weerspiegelt de veelzijdige bedrijvigheid, een moder
ne woonwijk verhaalt over de zorg van het stadsbe
stuur voor zijn ingezetenen.'
De 'totale stedelijke omgeving' heeft gevolgen
voor de leefstijl en cultuur van steeds meer mensen.
In Europa woont en werkt nu al meer dan driekwart
van de bevolking in steden. Het verschil tussen het
stedelijke en landelijke vervaagt. Op alle fronten rukt
de stad onstuitbaar op. 'Sommigen spreken van voort
woekeren en hebben daar moeite mee,' zegt Rottier.
'Maar wanneer de groei van steden in goede banen
wordt geleid, waarom dan niet de realiteit onder ogen
zien? Waarom zich verzetten tegen het onvermijde
lijke? Integendeel, we moeten de stad nemen voor wat
ze is: een steeds belangrijker verschijnsel van onze
tijd. En vooral: ze baant de wegen naar de omgeving
waarin zich het leven en de cultuur van toekomstige
generaties zullen afspelen. Daarom moeten we de
ontwikkeling van steden beter proberen te begrijpen.'
De huidige stedenbouw bouwt volgens de auteur
van Het verleden van steden voort op eeuwenoude ver
worvenheden. 'Ook de toekomst moet steunen op het
erfgoed van vroeger. Dan pas kan de vraag gesteld
worden hoe het anders, hoe het beter zou kunnen.
Kennis en beoordeling van het verleden en heden zul
len ertoe bijdragen dat steden ook voor de volgende
generaties goede plaatsen blijven of worden om in te
vertoeven.'
Verbanden
Het verhaal van Het verleden van steden staat niet
op zichzelf in het oeuvre van Honoré Rottier.
4 Zeeuws Tijdschrift 2006/3-4