r EEN DRAAIERS JONGEN. A. L. DE ROP. Zeer opgewekt 1. In een blauw ge rui ten kiel Draai de hij aan 't groo te wiel Den 1- ra p -l gan -#• schen dag, Maar Mi chiel-tjea jon- gens hart Leed on if 1/ - t\ -1 il 2. Als matroosje vlug en net, Heeft hy voet aan boord gezet. Dat hoorde zoo, Naar Oostinje, naar do "West! Jongens, dat ging opperbest, Hojo, hojo, hojo, hojo! 3. Daar staat Hollands Admiraal, Nu een man van vuur en staal, Do schrik dor zee, 't Ib een ruiter naar den aard, Glorier\jk zit hij te paard, Hoezee, hoezee, hoezee, hoezee! I I I I I I I I I J niet naar school gingen, maar al vroeg moesten gaan werken. Dat geloofde ik nog wel. Mijn moeder was op haar elfde al gaan werken en ik had de geruststel lende advertentie in de krant gezien dat als je politie agent wilde worden, drie jaar lagere school voldoende waren. Ik geloofde ook de meester toen hij uitlegde dat men voor de schepen in Vlissingen veel touw gebruikte en dat je voor het maken van touw een lang stuk terrein nodig had, de lijnbaan. Hij vertelde waar men vroeger in Vlissingen de lijnbaan had en hij nam ons mee naar het Stedelijk Museum aan het Bellamypark en liet ons het wiel van De Ruyter zien en draaide zelfs aan het handvat. Hij las ook voor uit het boek Vlissinger Michiel van de Souburgse schrijver Louwerse en we lachten om de domme krompraat van de negerjongen die erin voorkwam en waarvan de eerste de beste illustratie niet klopte. Dat zei de meester ook en hij vertelde ook dat hij betwijfelde of de jonge Michiel wel schoenen droeg. In het verhaal zou hij daarmee de leisteen van het dak van de Sint Jacobstoren kapot trappen. Maar mijn grootste twijfel ontstond echter bij het zingen van het lied. Van die blauw geruite kiel geloof de ik niets. Steeds als ik de eerste woorden hoorde, moest ik denken aan het blauwgeruite kinderschortje dat ik als driejarige droeg en ik vond het onaanneme lijk dat zo'n stoere jongen als De Ruyter nog als elfja rige in zo'n belachelijk kledingstukje rondliep... 25 Zeeuws Tijdschrift 2006/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 27