Eén van de voorbeelden die de auteur noemt - een
opmerkelijke verwijzing in een Hellenistische tekst
die dateert uit de eerste eeuw na Christus - is een
passage uit Genesis i. De auteur citeert losjesweg:
'En God zei: daar zij licht! en daar werd licht; daar
zij land! en daar werd land'. Voor pseudo-Longinus
raakt het sublieme landschap aan het goddelijke: 'De
natuur plant in onze ziel de onoverwinnelijke liefde
voor al wat verheven is en heiliger dan wij zijn'.
Delightful terror
Over het sublieme werd nauwelijks opgemerkt door
tijdgenoten en ook in de eeuwen die volgen treffen
we slechts sporadisch verwijzingen naar de tekst aan.
Het geschrift verschijnt pas in 1554 in Basel voor
het eerst in druk. Maar eerst door de Franse verta
ling van Boileau (1674) en de Engelse vertaling van
Smith (1739) begint de tekst zijn zegetocht door de
Europese cultuurgeschiedenis. Vanaf het tijdvak van
Barok, culminerend in Romantiek, ontwikkelt het
sublieme zich tot dé centrale esthetische categorie.
Het wordt dan vooral verbonden met de ervaring van
de natuur. In de achttiende eeuw duikt het vooral op
in de natuurbeschrijvingen van een aantal Engelse
auteurs, die daarmee de indruk beschrijven die zij
tijdens hun - voor welgestelde jongelingen in die
tijd gebruikelijke - Grand Tour door Europa in de
Alpen opdeden. Zij gebruikten het woord om de
vaak beangstigende weidsheid van het berglandschap
onder woorden te brengen. Het landschap bezorgt
hen, zoals John Dennis het in zijn Miscellanies uit
1639 uitdrukt, 'a pleasure mingled with Horrours'.
Het sublieme verwijst naar de wilde, onbegrensde
grootsheid van de natuur, die daarmee scherp
tegenover de meer harmonieuze schoonheidserva
ring wordt geplaatst. In 1756 definieert Edmund
Burke het sublieme in A Philosophical Inquiry into
the Origin of Our Ideas of the Sublime and Beautiful
als een 'delightful terror'. Dat het natuurgeweld de
beschouwer desondanks tot verrukking lean brengen,
hangt samen met het feit dat de toeschouwer dit
geweld op veilige afstand bekijkt. Bijvoorbeeld vanuit
een wandelwagentje.
Sublieme tragiek
In de Duitse Romantiek verliest het sublieme ech
ter zijn onschuldige karakter. Daarvoor is vooral
het werk van Kant van doorslaggevende betekenis
geweest. In de Kritik der Urteilskrajt (1790) onder
scheidt Immanuel Kant in navolging van Burke het
schone (das Schone) nadrukkelijk van het sublieme
(das Erhabene). Schoon zijn dingen die ons een aan
genaam gevoel geven. Ze verschaffen ons lust, omdat
ze onze hoop lijken te bevestigen dat we in een har
monieuze en doelmatige wereld leven. Een mooie
zonsopgang geeft ons in dat het leven zo slecht nog
niet is. Het sublieme daarentegen is verbonden met
ervaringen die onze hoop op harmonie en doelma
tigheid juist verstoren. Het wordt opgeroepen door
dingen die door hun onbegrensde, mateloze of chaoti
sche karakter ons begrip en onze verbeelding te boven
gaan. Kant maakt daarbij een nader onderscheid tus
sen het mathematische en het dynamische sublieme.
Het eerste wordt opgeroepen door het onmetelijke
en kolossale en heeft betrekking op het idee van het
oneindige. Wanneer we de weidsheid van het berg
landschap in ogenschouw nemen of naar de onme
telijke sterrenhemel staren, worden we bevangen
door een besef van onze nietigheid. Het dynamische
sublieme brengt Kant in verband met de overmacht
van de natuur. Voorbeelden die hij geeft zijn de vul
kaanuitbarsting, de aardbeving en de stormachtige
oceaan. Ook hier ervaren we onze nietigheid, maar
dat gaat hier gepaard met het besef dat deze natuur
krachten ons door hun overweldigende karakter kun
nen vernietigen. Het dynamische sublieme noemt
Kant ungeheuer. We zouden dat kunnen vertalen met
ontzaglijk: het boezemt zowel ontzag als angst in. Het
sublieme, zo drukt Kant het paradoxaal uit, bezorgt
ons een 'negatieve lust'. Aantrekking en afstoting ver
smelten daarbij in één ambigue ervaring.
Voor zoverre het sublieme ook bij Kant primair
een esthetische categorie blijft, houdt hij vast aan het
idee dat de ervaring van het sublieme door een veilige
distantie wordt gekenmerkt. Wie naar een schilderij
van een overweldigende storm op zee kijkt, kan zich
overgeven aan een contemplatie over de overmacht
van de natuur in de geruststellende wetenschap dat
8 Zeeuws Tijdschrift