dan in de andere provincies een zaak van leven of dood. Bij hoge vloed blijft geheel Zeeland onder de waterspiegel en zou bij iedere dijkbreuk een eiland in het niet verzinken. Het treurigste is dat hier de dijken niet alleen weerstand moeten bieden aan de frontale aandrang van het water maar ook nog aan een gevaar lijker kracht. De rivieren voeren hun water naar de zee die zich op de rivieren werpt. In deze aanhoudende worsteling vormen zich onderstromen die aan de grondvesten van de dijken knagen tot zij ze opeens doen instorten met hetzelfde effect als een onderaardse gang bij een muur kan hebben. De Zeeuwen moeten doorlopend op hun hoede zijn. Wanneer een dijk in gevaar verkeert, maken ze een andere er achter en wachten op deze af wat het water zal doen. Zo winnen ze tijd en naar gelang de omstandigheden herstellen ze de voorste dijk of trek ken verder terug van sterkte tot sterkte of komen tot de conclusie dat hun voorzorgsmaatregelen overbodig waren omdat de stroom zich heeft verlegd.' 'En zou het niet kunnen gebeuren', zo vroeg ik altijd verlangend naar dichterlijke indrukken, 'dat Zeeland op een mooie dag ophield te bestaan?' 'Juist integendeel', antwoordde hij tot mijn teleur stelling: 'de dag kan komen waarop Zeeland niet lan ger een eiland is maar vasteland wordt. De Schelde en de Maas voeren aanhoudend slib aan dat op de bodem van de zeearmen blijft liggen en zich opstapelt waardoor de eilanden groter worden. Steden en dorpen die eens aan het water lagen en havens hadden, worden nu door land omringd. Axel, Goes, Veere, Arnemuiden en Middelburg waren eens zeesteden en zijn nu landsteden. Er zal dus een dag komen waarop tussen de Zeeuwse eilanden niets anders dan rivieren zullen stromen. Een spoorwe gennet zal zich over het land uitstrekken dat aan het vasteland verbonden is zoals dat nu al het geval is met Zuid-Beveland. In de worsteling met de zee wordt Zeeland groter. De zee kan dan misschien in gedeel ten van Holland schade aanrichten, hier in Zeeland delft zij het onderspit. Je kent het wapen van Zeeland. Het is een zwemmende leeuw waaronder geschreven staat: Luctor et emergo.' Nu bleef hij even sprakeloos staan en in zijn ogen blonk een flonkering van trots die echter snel uit doofde. Daarop begon hij weer op dezelfde serieuze toon te praten. 'Emergo maar niet altijd houdt de leeuw zich boven. Alle eilanden van Zeeland hebben korte of langere tijd onder de waterspiegel gesluimerd. Drie eeuwen geleden werd het eiland Schouwen door de zee overstroomd die het helemaal in een woestenij herschiep waarbij mensen en vee verdronken. Niet lang daarna werd het hele eiland Noord-Beveland overstroomd en jarenlang zag men alleen de spitsen van de torens boven het water uitsteken. Het eiland Zuid-Beveland heeft hetzelfde lot gekend omstreeks de helft van de veertiende eeuw. Het eiland Tholen trof dit lot deze eeuw in 1825. Het eiland Walcheren onderging hetzelfde lot in 1808 en in de hoofdstad Middelburg dat een paar mijl van de kust ligt, stond het water tot de daken.' Omdat ik alsmaar van water, overstromingen, ver dronken land had horen spreken vond ik het op den duur vreemd dat ik zelf nog niet verdronken was. Ik vroeg de kapitein wat voor mensen er in die onzicht bare landen woonden, met het water onder de voeten en boven het hoofd. 'Landbouwers en veehouders' was zijn antwoord. 'Wij zijn gewend Zeeland een verzameling verster kingen te noemen die verdedigd worden door een garnizoen landbouwers en veehouders. Wat landbouw betreft is Zeeland de rijkste provincie van Nederland. De aangeslibde bodem van de eilanden is verbazing wekkend vruchtbaar. Tarwe, koolzaad, meekrap en vlas komen er voor zoals in weinig andere landen. Er is prachtig vee en kolossale paarden die nog groter zijn dan die in Vlaanderen. Het volk is proper en sterk. Het bewaart zijn oude zeden en leeft verge noegd te midden van voorspoed en vrede. Zeeland is een verborgen paradijs.' Terwijl de kapitein deze rede hield kwam het schip in het kanaal de Keet, dat het eiland Tholen van het eiland Schouwen scheidt. Het is beroemd vanwege de oversteek van de Spanjaarden in 1575 zoals de oostelijke arm van de Schelde beroemd is voor het zelfde maar dan in 1572. Heel Zeeland is nog door trokken van de herinneringen aan de strijd met de Spanjaarden. Deze kleine archipel van zandbanken, half bedolven onder de zee, was door een bijzondere band met Willem van Oranje, van ouds heer van 15 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 19