onder water, op een stulc wier op hun achterste poten wat staan te graaien. Hun pootjes zijn ruim voorzien van klauwen. Wat ze willen pakken ontgaat ons, het graaien zal wel niet in het wilde weg zijn. Dat ze wil len eten, is duidelijk. Ze zijn opvallend mager. Ze lijken zielig, maar ze zijn dat waarschijnlijk niet. We zijn dikwijls te meevoelend en willen weten hoe het is zo te moeten leven en we willen als het ware in het vel van dieren kruipen en in hun schoenen staan. Maar deze diertjes hebben geen vel, maar een soort hard geworden vlies en van binnen lijkt weinig te zit ten dat van enig belang is. En aan schoeisel hebben zij niets. Ze hebben meer aan haakjes. De stroming in het water is sterk en als ze niet op hun tellen passen en zich niet schrap zetten blijven ze nergens. Het is toch al een wonder dat wij van hen weten. Strandkrab Een zomernamiddag, warm, aan het strand van de zee, laag water. Badgasten liggen languit in de zon, hun gedachten zijn nergens. Ze dragen weinig kle ren en hebben nog minder beslommeringen. Ze zijn bruin of rood gekleurd, iets waarvan ze dromen. Maar die dromen zijn al bij voorbaat en haast ongemerkt uitgekomen. Kinderen bouwen een kasteel van zand, maar de zon doet zijn werk en de torens zakken in en de decoratieve schelpen vallen van de brokkelige muren. In een getij denpoeltje een heel andere, onbe schaafde wereld. Op een steen een zeeanemoontje, de kleuren vaag en bleek alsof al het bloed uit de vin gerachtige vangarmpjes gelopen is, en een paar don kergrijze kreukels. Ze zitten stil. Het heeft voor hen geen zin veel te bewegen. Ze zitten zowat hun hele leven opgescheept met hun schulp, die almaar dikker en zwaarder wordt naarmate zij groeien. Ze wachten geduldig en lijdzaam op de vloed en hopen tot nieuw fris water hun plasje instroomt. Beweging komt van de krabben. Eentje zit er half verscholen onder een steen. Hij heeft de kleur van afgegoten spinaziekooknat, groenachtig. Ik zie ook nog iets van lichtgeel. Misschien is hij nog jong. Hij is in elk geval vinnig en op zijn qui-vive. Zijn schaarpoten staan dreigend vooruit gestrekt en ze zijn blijkbaar bedoeld voor een krab die groter is dan hij. Groter ja, en ruiger, en ouder: zijn grijze kalkachtige rug is bezet met zeepokken. Zijn looppoten zijn stevig en oranjekleurig en op deze hoge poten beweegt hij zich over de bodem van het poeltje. Hij ziet zich al als alleenheerser en hij weet dat zijn ouderdom hem niet belemmert snel uit te halen als het moet. Hij heeft echter één nadeel: hij heeft zijn linker schaarpoot ver loren. In het poeltje ligt echter nergens een poot. Zou die jonge, groene, hem misschien al eerder in de tang hebben genomen en hem hebben geamputeerd? Dan zou dit een wraakoefening kunnen zijn. Het ondiepe water beweegt plotseling heftig. De oude valt aan, zijn rechterpoot met de grote tang voor uit, het lichaam wat zijwaarts gekeerd. Zijn houding doet denken aan een bokser of aan een schermer. Wild is hij, er lijkt geen sprake van donquichotterie, maar eerder een teken van een chronische onbezon nen en steeds meer opgekropte woede. De jonge groe ne krab pareert echter gemakkelijk zijn aanval. De grote oranje monarch krabbelt meteen terug en maakt zich wat kleiner door zijn poten in het zand te zetten. Op zijn beurt komt nu zijn tegenstander dreigend naar voren. Zijn voorpoten brutaal wijduit, de scharen opengesperd. Krabben zijn aaseters. Zou hij de open wond aan de schouder van de grote krab ruiken en daarom achter hem aankomen? Of is de temperatuur van het water zo lauw dat de gemoederen van de krab ben verhit zijn geraakt? Men zegt dat een krab die als hij een poot verloren heeft weer een nieuwe krijgt, weliswaar een kleiner exemplaar, maar toch wel iets waar hij blij en dank baar om zou kunnen zijn. Bij de grote krab is echter in de verre verte niets van de vorming van een nieuw pootje te zien. Blijheid of dankbaarheid voor zo'n ver mogen kent hij blijkbaar niet. Hij moet het ook alle maal nog meemaken. Er komt een rijtje luchtbelletjes tussen zijn kaalcplaten uit. En sputterend en mokkend graaft hij zich in, en de groene platte krab keert snel terug naar zijn veilige plaatsje onder de zwarte basalt steen. En zo wordt alles weer rustig in het poeltje. Voor zolang het duurt. Wim Hofman is schrijver, tekenaar, schilder en verta ler. Zijn boeken zijn vaak bekroond. 55 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 59