STIRB UND WERDE!
De gelaagdheid in Mondriaans Zeeuwse werk
Door Francisco van Vloten
Und solang' du das nicht hast
Dieses: Stirb und werde!
Bist du nur ein trüber Gast
Auf der dunklen Erde.
J.W. Goethe
Walcheren heeft alles te maken met schoonheid, het
beleven van schoonheid en het altijd dreigende verlies
ervan. Men zou de verrukking van schoonheid net
niet moeten kunnen bereiken, er steeds naar moeten
kunnen verlangen. Op een vreemde manier is de
werkelijkheid ook zo: het Walcheren dat van oudsher
werd bezongen is er niet meer, de inundatie met haar
gevolgen trok rechte strakke lijnen door een natuurlijk
verdroomd landschap. Komt men nu Zeeland binnen
rijden, over soepele asfaltwegen, dan mengt de geur
van look zich met de blik over strenge vlakten. Hier
wordt gewerkt, denk je, eerlijk en stoer - en toch, in je
ooghoek lokt Mondriaans vuurtoren. Schijn en weer
schijn, werkelijkheid en reflectie. Het Westkappelse
licht tikt als de klok van het heelal, wij zoemen er
zachtjes in voort.
Dat zijn woorden die ik zo'n vijftien jaar geleden in
een iets andere versie neerschreef en die voor mij nog
steeds het schiereiland, dat flonkerend juweel, tekenen.
In het algemeen geldt bij het weergeven van hoge
re en diepere zaken de machteloosheid van woorden:
zij leggen vast, binden aan ketens wat oneindig, niet
vastlegbaar is - en toch, in je andere ooghoek lokt de
poëzie. Hoe poëtischer een tekst, des te meer wordt
niet-gedefmieerd aangeraakt, impliciet vastgelegd. Of
zoals de psychiater-schrijver Frederik van Eeden het
in zijn 'Redekunstige grondslag van verstandhouding'
(1897) stelde:
Over het hoogste en heiligste mag en kan alleen
gesproken worden in poëzie, wie anders beproeft,
bederft de taal en schendt het heiligste.
Soms is het een simpele zin die de magie voor je
blootlegt. Een geheim van Walcheren ligt beslo
ten in een dichtregel van Andreas Oosthoek uit De
bladen terug (1987), gewijd aan de inheemse godin
Nehalennia:
's Nachts is ze plotseling overal,
al spreekt de mensheid
vasthoudend en verbitterd
over windkracht zeven.
Hierin wordt de daarvoor ontvankelijke lezer onder meer
geconfronteerd met de strijd van de Zeeuw tegen het
water, zijn al dan niet wankele geloof aan en vrees voor
een hogere macht, het menselijk onvermogen én het
nimmer te peilen menselijk vermogen tegelijkertijd.
63 Zeeuws Tijdschrift