SUBLIEM ZEELAND
Door Paul van der Welde
In mijn redactioneel voor ZT 56 (2006) 3/4 noteer
de ik: 'De Engelse filosoof Edmund Burke omschreef
het sublieme als groots en meeslepend, juist omdat
het angstwekkend en ondoorgrondelijk is. Het sublie
me wekt schrik en ontzetting maar omdat die ons
niet werkelijk bedreigt, en ons alleen aan een moge
lijk gevaar herinnert, beleven we aan deze angst een
intens genot. Iedereen die Zeeland een beetje kent
weet dat de potentie voor het sublieme er enorm is.'
Nu bijna een jaar later kan ik met deze bundel,
die het midden houdt tussen een essay- en verha
lenbundel, de nodige ammunitie aanleveren om
die bewering waar te maken. Een solide fundament
daarvoor wordt gelegd door de filosoof Jos de Mul
die, na een historie van de begripsvorming over
het sublieme, stelt dat de macht van de goddelijke
natuur zich verlegt naar de menselijke techniek. Hij
ziet de Deltawerken als het ultieme symbool van het
moderne geloof in de maakbaarheid van de wereld en
daarmee verlegt hij de ervaring van het sublieme van
de natuur naar de techniek.
Toen de Italiaanse reisverhalenschrijver Edmondo
de Amicis eind negentiende eeuw vanuit Antwerpen
door Zeeland voer, deed hij dat nog in het aanschijn
van de goddelijke natuur. Hij kon ervan genieten
omdat hij zich tamelijk veilig wist op de plecht van
het schip. Maar hij was zich er zeer bewust van dat dit
mysterieuze paradijs van de ene op de andere dag in
de hel kon verkeren, zoals de vele overstromingen of
inundaties in het verleden bewezen.
Floortje Zwigtman inspireerde zich op een uit
spraak van de kosmoloog Mad Max Tegmark dat
de natuur geen enkele verplichting heeft om het de
menselijke geest gemakkelijk te maken noch dat zij
ons één realiteit voor hoeft te schotelen rather than a
bewildering infinity. In 'Stroming' van Zwigtman keert
het sublieme zich in Sientje, een dienstmeisje in een
doodnormale provinciestad, plotseling binnenste
buiten. 'Zonder te beseffen wat ze deed, nam ze haar
hoofd in haar handen en staarde ontzet naar die nieu
we, onbekende wereld, haar mond open als iemand
wiens schreeuw door niemand werd gehoord.'
Terwijl Zwigtmans verhaal puur fictief is, neemt
Marco Daane in zijn 'Ontscheping. Een dagmerrie' de
laatste overtocht van de veerboot Vlissingen-Breskens
als uitgangspunt. Hoofdpersoon is de Commissaris
van de Koningin die de reis meemaakt maar het
spoor bijster raakt in de mist. 'Hij begon opnieuw in
het buffet en koos nu een andere deur, gang en trap.
Die brachten hem in een grote, langwerpige hal. Hij
bevond zich in het binnenste van een burcht. Boven
hem waren transen en nog hoger de torens, onzicht
baar, net als de gigantische kasteelgracht. Hoe hoog
verhief dit zich eigenlijk wel niet boven het water
daarvan?' Daane treft hiermee de verhevenheid van
de emotioneel hyper geladen gebeurtenis van het
afscheid van een eeuwenoude verbinding.
Dat Ferdinand Bordewijk, bekend als auteur van
onder meer de klassieker Karakter, Zeeland tot onder
werp van een aantal korte verhalen heeft gekozen in
zijn Vertellingen van generzijds, was bijna door de slui
er van de geschiedenis bedekt. In zijn 'Werf I. Hulst'
komt een jong echtpaar, Jan en Grada, in het omwalde
Hulst terecht. In een onnavolgbaar proza trekt
Bordewijk ons aan de hand van het stel het rijk van
het sublieme binnen, dat in hulst geschraagd wordt
door aardbevingsgedreun. Wat klopt er toch onder
die stad? Jan wordt angstig en pakt zijn biezen maar
3 Zeeuws Tijdschrift