de waterwolf, is de oogst aan 'sublimistisch' werk naar mijn ervaring verbazend mager. Een gevolg van de schaarste aan beeldmateriaal dat naar het sublieme tracht lijkt mij de recente comeback van een prent die Jan van Luyken maakte naar aanleiding van de vloeden van 1682 (zuidwest-Nederland) en 1686 (Groningen). Ik zag het dramatische plaatje voor het eerst in het driedelige standaardwerk Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland van M.K.E. Gottschalk (1971-1977), gebruikte het in het boek Verdronken land. Valkenisse en Keizershoofd (1995) en nadien in andere publicaties. Inspanningen met suc ces kennelijk: de laatste jaren ontwaar ik het prentje ook in andere werken - wegens de geringe beschik baarheid van echt dramatische prenten over de vloe den in het zuidwesten, of is er luiheid van publicisten en illustratieredacteuren in het geding? De verklaring van deze merkwaardige contradictie tussen de overvloedigheid der vloeden en de geringe sublimistische reflectie daarvan is te vinden in de verschillende symbolische en esthetische middelen die ons ten dienste staan bij de neutralisering van de Verschrikking. Hierboven haalde ik in verband met Novalis' romantisering al de analogie aan met het (preklassielce) heidendom, nooit echt in ons gestorven omdat onze psychische structuur, de boezem van dit religieuze systeem, nog altijd dezelfde is als millennia geleden. In Griekse tragedies waren rampen de uit drukking van het blinde en onontkoombare Noodlot. De kracht van dit begrip schuilt erin dat het geen verklaring inhoudt, maar zélf een uitdrukking is van het ondoorgrondelijke en bovenmenselijke - van het sublieme. Het historische christendom - en trouwens ook de verwante Joodse en islamitische traditie - viel lie ver terug in conceptuele banaliteit met de verklaring dat natuurrampen het gevolg waren van de toorn Gods, een uitleg die een beroep op de rede deed maar de toets van diezelfde rede uiteindelijk niet Icon doorstaan. In Zeeland, als regionale variant van de moderne Noordwest-Europese cultuur, kwam de stra tegie van het sublieme in relatie tot de verschrikking van het water nooit uit de verf omdat de dominerende calvinistische religie de katalyserende rol van de subli miteit al vervulde. Ook hier - men hoorde het zelfs nog ten tijde van de Februariramp - heerste de over tuiging dat natuurrampen hemelse strafmaten waren voor onze schimmige, want niet ondubbelzinnig te administreren zonden. Calvijns ondoorgrondelijke Voorzienigheid gold als bron van verschrikking, die tegelijk een wankele hoop en mogelijke uitweg bood: de strategie van het sublieme was overbodig. Weg met de herinnering! Een andere reden voor de relatieve afwezigheid van het sublieme in onze regionale cultuur is het ontbre ken van voldoende voedingsbodem. De laatste eeuwen ademde deze provincie wegens het verval van de langeafstandshandel, gepaard aan een sterke positie van de landbouw, de geest van het platteland in plaats van die van een op communicatie gerichte urbane cul tuur. Zelfs het provinciale zelfbewustzijn is, althans in brede lagen van de bevolking, een recent fenomeen, dat zijn grootste piek pas bereikte met de anti-annexa- tiebeweging na de Eerste Wereldoorlog, toen België pogingen deed om Zeeuws-Vlaanderen en Zuid- Limburg te annexeren. Voordien voelde men zich in Zeeland eeuwenlang allereerst bewoner van een dorp of stadje, hoogstens van een eiland. De geografie van het eilandenrijlcje en de overheersende religieuze sig natuur werkten introversie en wantrouwen jegens het 'buitendijkse' sterk in de hand. Dat dit zich nog altijd kan uiten in sterke staal tjes van bekrompenheid en hypocrisie leert een recent voorbeeld. Ilc doel op de klucht rondom het Monument voor de Verdronken Dorpen dat in Zeeland i.e. op Noord-Beveland moet worden gereali seerd. Het uitverkoren ontwerp van kunstenares Lydia Schouten behelst een toren, verrijzend op een kleine 'vliedberg' en met drie betonnen trappen waarop de namen van 117 Zeeuwse verdronken dorpen zijn gezandstraald. De toren zelf is een stalen constructie van 7,40 meter, met aan de buitenzijde gebogen pla ten van transparant acrylaat en aan de binnenzijde grote gezeefdrukte foto's met golven en vaag daarach ter schimmen van mensen. In de schemertijd worden de foto's gedurende maximaal twee uur van binnenuit aangelicht, daarna wordt het monument 'opgenomen in de duisternis'. Aan de toren hangen zeven stalen trechters; in vier daarvan zitten speakers, waaruit drie- 79 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 83