maal per dag zacht een compositie van enkele minu ten kan klinken met geluiden van een opkomende storm en kerkklokken. Een mooi 'belevingsmonument', zou je denken. Als gewenste locatie koos men in 2005 voor Katshoelc (Leendert Abrahamweg) in het zuidoosten van Noord- Beveland. De provincie was om. Het waterschap ook. De gemeente Noord-Beveland eveneens. De dorpsraad van Kats was er óók voor. Het geld was er. Nu de realisering nog. - Maar toen liet in de loop van 2006 iemand het woord 'Februariramp' vallen. Als bij toverslag was de lang verbeide toren van Lydia Schouten een schande. Nee, zo betoogden enkele actievoerders die in recordtijd de meerderheid der Katsenaren achter zich kregen, het ging er echt niet om dat het monument bij het Katse strandje zou komen en buitenstaanders zou trekken, terwijl tot nu toe vrijwel alleen de plaatselijke bevolking hier kwam recreëren. Echt niet. Het ging erom dat die toren de mensen aan de Ramp zou herinneren en nodeloos oude wonden zou openrijten. De Ramp was immers nog maar dik vijftig jaar geleden gebeurd, daar mócht je niet door middel van zo'n vrijmoedig kunstwerk aan herinnerd worden. Dat was traumatisch. En dus kwam de gedeputeerde langs in Kats. En de gedepu teerde ging als vertegenwoordiger van de provincie overstag. Het Monument voor de Verdronken Dorpen op de locatie Kats, tot voor kort in kannen en kruiken, werd geschrapt. Bekrompenheid, hypocrisie. Geen zware woorden om de beweegredenen van de Katse actie te ken schetsen. Dat men tegen alweer een kunstwerk of monument is op een plaats die van zichzelf al genoeg schoonheid bezit is te begrijpen. Maar zeg dat dan gewoon, en zeg het tijdig. De aanval op verwijzingen naar oude rampen wegens hun 'traumatisch' effect is uiteindelijk een aanval op de collectieve herinne ring zelf. Op de beschaving en op de cultuur. Het is een absurde poging om de fundamentele feiten van onze existentie te negeren, een in wezen panische geesteshouding die enerzijds de confrontatie met het sublieme niet aandurft en anderzijds de compense rende steun van de religie heeft verloren. Moeten de verpleeg- en ziekenhuizen soms ook dicht, omdat ze ons herinneren aan ziekte en verval? Dienen alle begraafplaatsen gesloten te worden? Ze verwijzen immers naar de ultieme Verschrikking: de dood. Ontsnapping Zowel de beleving van het sublieme als Novalis' romantisering spelen zich af in het grensgebied van individuele perceptie, geografische structuur en col lectieve cultuur. Het eerste lid van deze triade biedt gelukkig voldoende mogelijkheid om aan de regio nale culturele valstrik te ontsnappen zonder je één meter van je eigen plaats te verwijderen. Max Stirner (1806-1856) schreef ergens (ik parafraseer) dat het ik geen onderdeel of bezit is van zijn natie, maar dat de natie en haar kenmerken het bezit zijn van het ik, vrij om er naar welgevallen over te beschikken. Vervang nationale door gewestelijke, en lach hartelijk om de filistijnse stormlopen tegen de onzichtbare toren van Kats. En het overzichtelijke Zeeuwse landschap, zelfs indien geclaimd door bevindelijke navelstaarders en haatdragende binnendijlcers, biedt toch voldoende grootste verschieten - als jij dat wilt. Juist in de cultu rele en literaire verwerking van het zo Zeeuws geachte vloedenthema in de laatste eeuwen spelen bijna uni versele, bij uitstek 'buitendijkse' motieven een grote rol. Denk aan Achterbergs gedicht 'Reimerswaal' (in Limiet, 1945), dat één van de vele vertolkingen is van een internationale zwerfsage over onderzeese klokken, die zich ook kleefde aan deze verdronken stad. Met het naspeuren en opnieuw injecteren van dergelijke motieven in de regionale cultuur kun je de grauwsluier van bekrompenheid helpen verdrijven: romantisering in dienst van het sublieme Zeeland. Jan B. Kuipers was stadsdichter van Middelburg en winnaar van de Zeeuwse Boekenprijs 2005. Hij is multi-genre auteur: van geschiedenis tot literatuur en van archeologie tot detectives. Hij is redacteur van Ballustrada en vaste medewerker van het Zeeuws Tijdschrift. 80 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 84