DE KALOOT ALS NATUURRESERVAAT EN RECREATIEOORD Door Hans Warren Wanneer een niet-Zeeuw het Jaarboekje van de Vereniging van Behoud van Natuurmonumenten in Nederland openslaat, en dan uit de bezittingenlij st tracht af te leiden of onze provincie soms rijk is aan natuurschoon, zal hij wel geen hoge verwachting krij gen van dat ene stipje midden op Zuid-Beveland, met het karige bijschrift: 'Voortrappen bij 's-Gravenpolder, i are. Eer een historisch- dan een natuurmonument; vier oude linden, die, naar verluidt, de zuidgrens van het Graafschap Holland aanduiden'. Terwijl de Zeeuws die zijn land kent, bij het zien van datzelfde eenzame stipje zich verbaasd afvraagt: hoe is het mogelijk dat Zeeland, zo rijk aan natuur schoon, zo arm aan natuurreservaten is. Moeten we in het feit dat Zeeland, wat betreft het aantal natuurmonumenten, geheel achteraan komt, een gunstig of ongunstig teken zien? Is het zo, dat onze provincie, ondanks zijn rijkdom aan natuur schoon, door de voorbeeldig gedisciplineerde houding van zijn schaarse bevolking, geen bijzondere voor zieningen behoeft om de schending van dat natuur schoon tegen te gaan, of was er simpelweg geen mogelijkheid of geld om tot de aankoop van terreinen over te gaan? Dan denken we onwillekeurig aan die vier op stel ten staande knoestige linden waartussen de straatweg Goes - 's-Gravenpolder zich wat moet vernauwen, en vervolgens aan de ongeëvenaarde, specifiek Zeeuwse gebieden als Zwin, Sloe, Kaloot, de Zeeuwsch- Vlaamse kreken, de duinen vanaf de Belgische kust tot op Schouwen, gebieden, zo rijk aan allerlei soort natuurleven en prachtig als recreatieterrein, als oord van rust en ontspanning na het werk van de moderne mens, dat opneming in de lijst van officiële natuur monumenten heel wenselijk lijkt. Veel te vaak wordt er gedacht dat een natuurmo nument (de naam is al niet erg gelukkig, het woord monument roept nu eenmaal geen behaaglijk beeld op) een soort door hoge afrasteringen omgeven en door barse koddebeiers bewaakte wildernis is, waarin alleen enkele bevoorrechten eens rond mogen dwa len, en het gros der mensen buiten dient te blijven. Is een dergelijke rigoureuze beperking van de vrij heid al eens een enkele keer noodzakelijk wanneer het een gebied betreft waarin een dermate zeldzame diersoort voorkomt, dat de vrees voor uitsterven verre van denkbeeldig is, het blijft een uitzondering. Het ware doel van natuurbescherming is: brokken speci fiek Nederlands landschap met alles wat daarin leeft en groeit, te behouden, niet alleen voor die dieren en planten, maar ook voor onszelf en het nageslacht, opdat elkeen, groot en klein, daarvan genieten moge. 37 Zeeuws Tijdschrift 2007 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 37