Het terrein is niet alleen belangrijk als broedplaats
voor minder algemene vogelsoorten als Dwergstern
(een klein, meeuw-achtig vogeltje, dat er in een 80-
tal paren nestelt) en Strandplevier (ruim 100 paren),
maar vooral als pleisterplaats voor trekvogels bij
hoog water. Door de hoge ligging van de schorren en
de kleien duintjes, stroomt het gebied vrijwel nooit
geheel onder, en dan vinden duizenden, soms tien
duizenden vogels van allerlei pluimage, verdreven van
hun voedselgronden elders in de Scheldemond, op de
Kaloot een veilige wijkplaats. Ze slapen daar, poetsen
er hun veren op, en wanneer de eb intreedt, zwermen
ze in enorme vluchten weer alle richtingen uit. Het
behoeft geen betoog dat de vogelliefhebber daar zijn
hart kan ophalen. Het gehele jaar door, maar vooral in
de beide trektijden, is het terrein een waar vogelpara
dijs.
Behalve de zo even genoemde Dwergstern en
Strandplevier, herbergt de Kaloot een grote kolonie
Kokmeeuwen en Visdieven, terwijl ilc nergens een zo
dichte bevolking van Tureluurs weet. Ook scholek
sters broeden er, en diverse zangvogeltjes, waarvan
vooral de leeuwerik zijn frisse lied onvermoeibaar
boven het bruisen van de branding doet klinken. Dat
murmelend zingen van de zee als achtergrond voor
het sprankelend leeuwerikslied is een der heerlijkste
poèmes symphoniques der natuur die ik ken.
De plantengroei van de Kaloot wordt hier en
daar wat nadelig beïnvloed door het weiden van een
grote kudde schapen. In augustus zien uitgestrekte
vlakten warm paars limoenkruid en roze van het
Engels gras. Dat limoenkruid wordt meestal 'lamsoor'
genoemd, maar de eigenlijke lamsoor, die lekkere
voorjaarsgroente, wordt gevormd door de bladeren
van een astersoort, de zulte of zeeaster, een plant die
in september pas bloeit met hoge stengels vol herfst-
asterachtige bloemen. De bladeren van het lage paarse
limoenkruid zijn leerachtig en bitter, volkomen oneet
baar.
De mooiste plant van de Kaloot is wel de blauwe
zeedistel, de stekelige vorstin der strandplanten met
fraaie blauwe en violet-over-waasde, witgeaderde bla
deren en helblauwe bloemkogels, die prachtig tot hun
recht komen tegen het blonde zand met zijn zachte
schaduwen.
Zeer mooi is ook de zeewinde, bloeiend met grote,
lieflijk-roze gestreepte klokken die haast stengelloos
tussen de donkergroene, niervormige blaadjes lig
gen. Lieflijk zijn ook de beide duizendguldenkruiden,
waarvan één soort in ons land nogal zeldzaam is. Zij
tooien zich met een overvloed van vuurrode sterretjes.
Het voert evenwel te ver, op alle bijzonderheden
diep in te gaan.
Voor we van de Kaloot afscheid nemen, brengen
we nog een bezoek aan de bijzondere abraisiezone,
een geologische formatie van tamelijk uitheems
karakter, die we te danken hebben juist aan het feit
dat de Kaloot zo vernield werd door stromingen.
Onder het zand van de Kaloot liggen namelijk dikke
oude kleilagen, en waar deze uit het afslaand strand te
voorschijn komen door de abraderende werking van
de stroom, ontstaat die boeiende miniatuur-rotskust
waarvan de foto's een goede indruk geven. Aan deze
strook, aan de kreken, strand en laagwaterlijn van de
Kaloot is een instructieve openluchtaardrijkskunde
les te geven, waar alle geheimen van stroomdraad,
versnelling, waterval en wat niet al, zich begrijpelijk
prijsgeven.
Ten slotte onze vierde vriend, die alleen maar
naar de Kaloot komt om er te zwemmen en vrij in
de natuur te zijn. Ook hij is van harte welkom; een
mooier en rustiger gebied is er op Zuid-Beveland
niet te vinden. Alleen op de weekeinden in de zomer
kan het er nog al eens druk zijn. Over het algemeen
benadelen de badgasten het natuurleven niet erg, daar
ze, naar mensenaard, allemaal bij elkaar kruipen. De
vogels verhuizen wel van die te druk bezochte gedeel
ten naar rustiger oorden. Het lijkt me haast onvrien
delijk, toch nog een beroep te doen op ieder die er
komt, om flora en fauna te ontzien, zodat den Kaloot,
zij het dan geen officieel natuur 'monument', tot in
lengte van dagen een recreatieoord moge blijven dat
elkeen, mens zowel als dier, vreugde en rust geeft.
Hans Warren schreef deze bijdrage voor het eerste nummer van
jaargang één (ZT 1 (1950) 1, 13-17) van het Zeeuws Tijdschrift.
De nu vermaarde auteur werd toen in de medewerkerlijst
omschreven als: (Hans) Warren, geb. 1927 te Borssele.
Publiceerde enige verzamelbundels en een natuurhistorisch
werk getiteld: Nachtvogels. Hans Warren was van 1958 tot 1978
redacteur van het ZT en schreef voor het ZT in totaal 14 artike
len en tientallen gedichten.
40 Zeeuws Tijdschrift 2007 3-4