Afbeelding 2. Olieverf op doek, 131,5 x 96, ongesigneerd, 1772, Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam, A. 1171. Ingeklemd tussen Brazilië en Venezuela lag de Nederlandse plantagekolonie Essequebo. Van oudsher waren vooral Zeeuwen er actief. Vanwege het grote belang van deze vaart voor Walcheren gaf stadhouder Willem V in 1770 toestem ming tot de oprichting van de Sociëteit ter Navigatie op Essequebo en annexe Rivieren. Alle bekende Walcherse patri ciërs participeerden in de rederij. De schepen van de rederij vervoerden geen slaven. Dit is het oudst bekende werk van Engel Hoogerheyden uit 1772. De afgeronde bovenkant doet een schoorsteenstuk vermoeden. Prominent in het midden zeilt een koopvaardijf- regat met veertien stukken. Hetzelfde schip is links en profil afgebeeld. Rechts vaart een tweemasthoeker, onder de vlag van Middelburg. Tussen de schepen is op de achtergrond Vlissingen te zien. Het fregat ligt nogal houterig in het water en lijkt niet echt te varen. De schilder heeft blijkbaar moeite met beweging. Het linker schip dat stilligt oogt natuurlijker. De details van tuigage en romp lijken te kloppen. Het is duidelijk geschilderd door iemand die kennis van dergelijke schepen heeft. hij was hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen en graaf van Zeeland. De admiraal van de zee had de exclusieve rechtsmacht in zeezaken voor alle onderda nen van de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden. De landsheer kwam in 1488 met een zogenaamde 'ordonnantie op de admiraliteit' om het geweld op zee aan regels te binden. Dit was nodig om het buit maken van schepen, in het bijzonder van vijandige of bevriende mogendheden, te reguleren. In toenemende mate had het landsbestuur behoefte aan het vermijden of oplossen van diplomatieke conflicten, die voortkwa men uit het buitmaken van schepen: de zogenaamde kaapvaart. De admiraliteit werd gevestigd in Veere, omdat de Walcherse rede de meest strategische plek van de Nederlanden vormde en gelegen was aan diep water: de Schelde. De keuze zal mede op Veere zijn gevallen omdat een bastaardtak van het Bourgondische huis, de heren van Veere, met het admiraalschap werden bekleed. De functie van admiraal vererfde in hun geslacht van 1491 tot 1558. Later, ten tijde van de Republiek van Zeven Verenigde Nederlanden, had het Admiraliteitscollege Zeeland in Veere een scheepswerf, waar schepen onderhouden werden, met een opslag loods, het Arsenaal. In 1770 werd het laatste oorlogs schip met als thuishaven Veere verkocht. En rond 1814 werd het Arsenaal door de Genie overgenomen en was de marine definitief uit Veere vertrokken. Les Marines Engel Hoogerheyden was dus zeeschilder. Dat houdt in dat schepen en scheepvaart - in het bijzonder op en rond de Schelde - het hoofdonderwerp in zijn werk vormen. Men kan hem zelfs een specialist op dit ter rein noemen, niet alleen vanwege zijn zichtbare kennis van schepen, hij had enkele jaren gevaren, maar ook omdat er uitsluitend werk van hem bekend is, met een maritiem karakter, ook wel mannes genaamd. Dat is op zich niet iets bijzonders voor een Nederlandse kunstenaar, en zeker niet voor een Zeeuw. Maar in een tijdperk waarin het beroep van zeeschilder vrijwel was uitgestorven, was Hoogerheyden één van de weinige Nederlandse kunstenaars die zich volledig toelegde op het maken van zeestukken. Tussen 1772 en 1807, het jaar van Hoogerheydens dood en van zijn laatste bekende schilderij, is een artistieke ontwikkeling aanwijsbaar. Vroege werken zijn nog heel eenvoudig qua compositie: een duide lijk herkenbaar schip daarvan op een rede. Op een 46 Zeeuws Tijdschrift 2007 i 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 46