oud was (afkomstig uit het prehistorische bos waarvan
meer dan een eeuw geleden vele overblijfselen zijn
aangetroffen bij Terneuzen), vormden de contouren
van huizen en de plattegrond van een nederzetting.
Bovendien zijn allerlei bewoningssporen aangetrof
fen, zoals etensresten, plantenresten en dierenbotten.
De beschrijving van de opgraving wordt verge
zeld van instructieve plattegronden, opgravingsfoto's,
reconstructietekeningen en enkele artist's impres
sions. De context wordt geleverd in enkele aardige
hoofdstukjes 'Het Zeeuwse Landschap' en 'Romeins
Zeeland'. In het laatste wordt natuurlijk weer de ano
nieme feestredenaar uit het jaar 297 van stal gehaald,
die het troosteloze landschap aan het eind van de
Romeinse tijd in Zeeland omschrijft: 'Dit gebied is
bijna geen land; zozeer is het met water doordrenkt
dat de bodem niet alleen, waar hij duidelijk drassig
is, meegeeft en de voeten opzuigt, maar ook waar hij
iets vaster schijnt te zijn, door voetstappen in bewe
ging wordt gezet.' Zonder feilen is het boekje niet.
De passages over de middeleeuwse zoutwinning met
behulp van veen geven een verouderde visie weer, en
in de Verklarende Woordenlijst staan grove fouten die
bij academisch geschoolde archeologen als Sier en
Van der Heijden niet hadden mogen passeren: een
vliedberg is bij hen 'een kunstmatige heuvel waar de
bevolking bij watersnood kan schuilen' en een lcar-
reveld is een 'kunstmatig aangelegd natuurgebied'.
Onjuiste voorlichting die dit aantrekkelijke boekje een
beetje ontsiert.
Ellewoutsdijk in de Romeinse tijd. Omslagafbeelding van het
besproken boek.
Degelijke historiografie en 'fakelore'
Hans Krabbendam, Vrijheid in het verschiet. Nederlandse
emigratie naar Amerika 1840-1940. Hilversum:
Verloren, 2006. ISBN 90-6550-947-x, 29,-.
Martijn J. Adelmund, Mysteries in Zeeland. Waar
gebeurde misdaden, opmerkelijke gebeurienissen en onver
klaarbare verschijnselen. Utrecht: A.W. Bruna, 2006.
ISBN 90-229-9222-5, 12,50.
Zo'n kwart miljoen Nederlanders emigreerden in de
periode 1840-1940 naar Amerika. Hans Krabbendam
(1964), als historicus verbonden aan het Roosevelt
Study Center te Middelburg, beschrijft hoe deze rela
tiefkleine groep in het Amerikaanse middenwesten
een eigen subcultuur vormde die tot op de dag van
vandaag herkenbaar is. Vooral protestanten slaagden
erin als groep te overleven en een nieuwe Nederlands-
Amerikaanse identiteit te ontwikkelen, die aan de
volgende generaties werd doorgegeven. Hoe kregen
ze dat voor elkaar? Krabbendam (die over specifiek
Zeeuwse emigratie naar de VS publiceerde in oudere
jaargangen van het kwartaalblad Nehalennia) geeft in
zijn degelijke, maar een beetje sober uitgegeven stu
die verschillende redenen. Al vóór het vertrek werden
concrete plannen gemaakt voor de inrichting van de
nieuwe nederzetting; men concentreerde zich in net
opengestelde gebieden en maakte tijdelijk de eigen
belangen ondergeschikt aan die van de gemeenschap.
Ook hield men de communicatie met het moeder
land in stand. Pas na de laatste emigratiegolf van
1948-1960 verzwakte de Nederlands-Amerikaanse
groepsband onder invloed van de modernisering van
de samenleving. De eerste groep emigranten bestond
uit afgescheidenen; in het behoud van de eigen iden
titeit speelde de religie dan ook een uiterst belangrijke
(maar geen exclusieve) rol.
Een signaal van de 'integratie' in de omringende
Amerikaanse samenleving is de naamgeving van het
eigen kerkgenootschap. In 1844 wilde een meerder
heid van de Dutch Reformed Church het adjectief
Dutch nog behouden, maar uiteindelijk veranderde
men de naam in Reformed Church in America (RCA).
In de westelijke tak scheidde zich een groep af die
zich de (Ware) Hollandsch Gereformeerde Kerk
noemde (later Christian Reformed Church, CRC).
Dogmatische muggenzifterij en afsplitsing: kon het
Nederlandser?
6i Zeeuws Tijdschrift 2007 3-4