Linkerpagina. Woonhuis en voormalig postkantoor, Hoofdstraat 37-39 in St. Jansteen. (1934). De entree, een vrij donkere gang
van het woonhuis en daaronder de diagonale schouw in de woonkamer beneden. Deze pagina. Hoekramen op de eerste verdie
ping en een hoekkast in de keuken van hetzelfde woonhuis. Foto's: Ernst van der Linden.
en de kolenkelder. In zijn aanstellingsrede benadrukt
de architect dat die verhoging een bewuste ingreep
is geweest om het huis te scheiden van het straat-
vuil. Zijn manier om de woning als een hygiënische
enclave op te vatten. Aan de achterzijde van de meeste
huizen bevond zich een overdekte wasplaats (water uit
de regenbak) grenzend aan de keuken en daarnaast
een privaat en een ondergrondse beerput. Inpandig
was het privaat nog niet, maar je kon er ten minste
droog heen.
De trappen waren boven ellcaar gestapeld, iets wat
in veel huizen toentertijd nog lang niet gebruikelijk
was. Het vereenvoudigt het functioneren van het huis
behoorlijk. Op het verhoogde begane-grondniveau was
een hal, met dikwijls in de voorgevel een gedecoreerd
raam, dat licht in die hal bracht. Vanuit de hal had je
toegang tot de woonvertrekken (dikwijls een aparte
ontvangkamer)de (extra) provisiekamer en de trap
naar boven en beneden: een echte verkeersruimte
dus, die we vooral ook in de plattegronden van de
modernen tegenkomen. Wat functionaliteit betreft
deed Rouleau voor hen zeker niet onder. In de woon
kamer werd standaard een glazenkast ingebouwd
(diagonaal in de hoek) en op de slaapkamers ondiepe
kledingkasten. De woonkamer, gelegen boven de
keuken had een grote haard die aangesloten was op
de keukenschoorsteen. Andere kamers hadden een
kleine haard, eveneens diagonaal in de hoek geplaatst
met zo'n typisch laag betegeld manteltje eromheen.
Alle kamers hadden een geschilderde betimmering tot
deurhoogte. Kasten en deurportalen waren strak maar
lustig gedecoreerd.
Nieuwe wijk
Bijna alle huizen staan dwars op de straat. Dat uit zich
vooral in de kap. Omdat we in Nederland zo gewend
zijn geraakt aan de architectuur van de modernen, die
vanuit het negentiende-eeuwse stedelijk bouwblok het
rijtjeshuis bedachten met ofwel een plat dale ofwel een
puntdak over de gehele lengte van de rij, moeten wij
nog altijd enigszins wennen aan de dwarskap, die met
zijn punt eigenwijs de straat in steekt. Meer traditio
neel ingestelde architecten lieten zich leiden door de
vrijstaande woning of villa die een dergelijke lcapvorm
13 Zeeuws Tijdschrift 2007 5-6