Vanaf de dijk gezien ligt de plek aan de overkant van de rondweg voor het gemeentehuis, parallel aan mijn stenen regel: Waar het licht hijna te zout is voor het oog. Volgens de laatste berichten zou het monumentale beeld van Thom Puclcey hier begin juni moeten staan. We worden dus eindelijk buren. Ik constateer echter op een dag in mei dat iedere vorm van bedrijvigheid ontbreekt. Het is prachtig weer. De bochten in de dijk moedigen aan om een flink stuk te fietsen. Ik ben echter nieuwsgierig, verminder mijn snelheid en rijd terug. Ter hoogte van de plek laat ik mijn fiets achter op de dijk. Bij de rondweg aangekomen wacht ik tot de colonne van Franse en Belgische roeszoekers een leemte vertoont en steek over. Hier, op deze grasstrook voor het gemeentehuis komt het beeld van de Anatomische Man, het grootste bronzen beeld van de Lage Landen. Dat is wel wat anders dan het gietijzeren standbeeld van De Ruyter in Vlissingen, dat niets mocht kosten. Goed, maar de admiraal-generaal staat er en hier is nog niets te zien, temper ik mijn gevoelens van trots. Niets is trouwens als kwalificatie overdreven. Er is een kuil, omgeven door een paar hopen grond. Van een afstandje lijkt het alsof er een slordige grafdelver aan het werk is geweest. 42 Zeeuws Tijdschrift 2007 5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 42