Negen juni, de dag van het beeld. Tegen elven fiets ik opnieuw richting gemeentehuis. Het is droog, maar de hemel belooft niet veel goeds. Een licht gevoel van opwinding maakt zich van me meester, zeg maar het schoolreisjesgevoel. Voor, of eigenlijk achter het betonnen schip van Bakema staat een ontvangstcomi té klaar: een jonge, enthousiaste beleidsmedewerker, een onbevangen burgemeester, een wethouder met formele, controlerende blik, een kunstkenner die zijn galerie heeft opgedoekt en op koken is overgestapt, een stuk of drie fotografen. Apart staat een ploegje zuidelijke types. Dat moeten de Italiaanse medewer kers van Puclcey zijn. Iemand wijst me de beeldhou wer zelf aan. Het is de kalende man in het groene legerjasje die naast de kuil staat. Ik loop naar hem toe, stel me voor en vraag hem om een interview. Hij reageert zorgelijk. Ik kan nu niet veel over het beeld zeggen. Pas als het er staat kan ik met je praten. Puclcey is geboren en getogen in Engeland en dat is duidelijk te horen. Ik had het liefst nog een week uitgesteld, vervolgt hij, licht stotterend. Het weer is niet goed. Bij regen kan er niet gelast worden. Maar ja, uitstel was technisch onmogelijk vanwege allerlei procedurekwesties. Kwart over elf. Een vrachtwagen met aanhanger met het juiste opschrift E. van Wijk davert voorbij over de rondweg, keert een eind verderop en rijdt tot aan de locatie. Daar blijft hij op de rijweg staan. De chauf feur springt uit de cabine en trekt vervolgens op zijn gemak een overall aan. Dan begint hij een blauw zeil van een van de aanhangers te verwijderen, waardoor het eerste stuk van het beeld zichtbaar wordt. Dit is de onthulling, besef ik. Het beeld is elf jaar lang voor mij een schim geweest. Nu zie ik eindelijk de materie, het brons. Ook de omvang van de sculp tuur imponeert. De natuur is minder onder de indruk. Wat Puclcey vreesde, gebeurt. Het begint te regenen en te onwe ren. Beeld van Puclcey getroffen door blikseminslag, schiet het door me heen. Van gemeentewege worden er paraplu's uitgedeeld. De heftruckbestuurder klimt echter onbewogen in zijn bestuurderscabine. Hij is verantwoordelijk voor het delicate vervoer van de vrachtwagen naar een plekje naast de kuil van de drie bronzen onderdelen. De Italianen gebaren naar hem, geven tegelijkertijd zes of zeven verschillende aan wijzingen. Voordat de elementen de grond bereiken, worden er houten vlonders onder gelegd. Puclcey zelf loopt voortdurend heen en weer, bukt zich over het middengedeelte van het beeld met de torso van de man en wrijft liefkozend over het brons. Onmiddellijk schiet een van de fotografen naar voren om het gebaar vast te leggen. Ook ilc loop naar voren. Daar is hij, de Anatomische Man. De man zonder huid. Een hand is opengevouwen, de andere wijst omlaag. Over zijn onopvallende geslachtsdeel zijn vra gen gesteld door de SGP. Had deze partij dan liever gezien dat het bewuste deel stijf had gestaan? Nee, dat niet. De partij had graag een inzamelingsactie gehou den voor Een Broek van Brons, maar die kwam niet van de grond. Overigens, de God van Nederland blijkt inderdaad niet geamuseerd. Het gaat steeds harder regenen. Een man in een overhemd met korte mouwen die node een jas mist, draait zich om en vertrekt. Een buurtbe woner of een kunstliefhebber, veronderstel ik. Als hij me passeert mompelt hij: Dus hier hebben ze zoveel poen voor over... Ik informeer bij de beleidsmedewerker wat er ver der op het programma staat. Intussen rijdt een kleine kraanwagen het drassige terrein op. Over een uur wor den de onderdelen van het beeld opgehesen en voorlo pig op hun plaats van bestemming bevestigd, zegt hij. Ik lever mijn paraplu in en vertrek met het gevoel dat ik het beeld in de steek laat. Pas tegen de avond zoek ik de plek weer op. Het heeft de hele middag geregend, maar nu is de hemel hel der. Ik constateer dat het beeld staat. Vanaf de rond- Plaatsing van de Anatomische Man. Foto: Chris Platteeuw 44 Zeeuws Tijdschrift 2007 5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2007 | | pagina 44