Kloetinge, die niet alleen aan elkaar grenzen, maar
beide verbonden zijn met de ambachtsheerlijkheid
Kloetinge en een geschiedenis delen die teruggaat
tot de Middeleeuwen. Reden voor de auteurs om
de eigenlijke geschiedenis van de twee buitenplaat
sen en hun bewoners vooraf te laten gaan door een
zeer uitgebreid inleidend hoofdstuk, getiteld 'De
ambachtsheerlijkheid Kloetinge'. Hierin verstopt
vinden we nuttige exposés over onder meer 'Zeeland
en de ambachtsheren', 'de wonderlijke Zeeuwse
bergjes' - waarin ook in vogelvlucht de evolutie van
de vliedbergtheorieën worden behandeld - en de
Kloetingse steenhuizen Ravenstein, Blancxskinderen
en Smallegange. Afdeling II behandelt het Jachthuis,
III de buitenplaats Kloetinge. Aardig is dat ook opval
lende 'specimina' van het aan de huizen verbonden
werkvolk voor het voetlicht treden, zoals de legenda
rische, in klederdracht gehulde gezusters Kaatje en
Keetje Dekker en de tuinbaas Jan Bliek, die kort na de
Tweede Wereldoorlog een stuk tuin op de vermoede
aanwezigheid van mijnen testte door eens flink op de
grond te stampen. Het paste wel bij deze merkwaar
dige figuur, die gedurende de oorlogsjaren de tabaks-
chaarste trachtte op te lossen door gedroogd beuken
blad in zijn pijp te stoppen.
Vóór de Reformatie waren aan de kerk van Kloetinge
zeven vicarieën verbonden. Een vicarie of capellarij
was een fonds ter ere van een heilige, waaruit een
geestelijke werd betaald om een aantal malen per jaar
een mis op te dragen voor het zieleheil van de stichter
van het fonds of zijn voorouders. In Kloetinge bestaat
nog altijd de Vicariestichting 'De Vijf Capellarijen/
Ambachtsheerlijkheid Kloetinge', beheerd door de
huidige ambachtsvrouwe. Tegenwoordig steunt het
fonds vooral Kloetingse culturele doelen. Zo nam
de stichting ook het initiatief voor het boek van
Lenshoek-Smeets en Van Immerseel. Een merkwaar
dig relict uit de periode vóór de Reformatie, deze
Vicariestichting. Kloetingse en andere, materiële spo
ren van vóór de Reformatie komen thematisch aan
de orde in Sporen van de katholieke eredienst in mid
deleeuwse Zeeuwse kerken van Regnerus Steensma, een
eerste themanummer (nr. 57) van het Bulletin van de
Stichting Oude Zeeuwse Kerken. Er zijn in Zeeland nog
ca. 54 kerken die volledig of gedeeltelijk stammen uit
de Middeleeuwen. De Hervorming maakte sinds de
latere zestiende eeuw korte metten met de uiterlijke
tekenen van de katholieke eredienst, maar er zijn
toch nog tal van, weliswaar vaak onopvallende sporen
van het katholicisme overgebleven, zoals voormalige
sacraments- en kaarsnissen, (sporen) van sacraments
huisjes of -torens, schilderingen, piscina's (nissen
voor een waterbekken, met afvoer), uitsparingen voor
altaarretabels enzovoort. Steensma, voorheen verbon
den aan de universiteit te Groningen en auteur van
diverse studies over kerkgebouwen, gaat op systema
tische wijze de middeleeuwse Zeeuwse kerken langs
en vergeet zoals gezegd ook de kerk van Kloetinge
niet, die de mooiste Zeeuwse sacramentsnis (pag. 5),
enkele piscina's (pag. 9) en een voormalige kapel met
altaarsporen (pag. 14) bezit. Een prima voorbereiding
op het Jaar van het Religieus Erfgoed (2008), dit
mooie, in fullcolour uitgevoerde Sporen van de katho
lieke eredienst in middeleeuwse Zeeuwse kerken.
De Reformatie die de rijke 'bekleding' van de Zeeuwse
kerken tot vaak vage sporen reduceerde, leidde
via bloedige wegen óók tot onze afzwering van de
Spaanse koning in 1581. Een jaar later werd op initia
tief van de Staten van Holland als hoogste beroepsin
stantie de Hoge Raad opgericht. Het was de bedoeling
dat deze zou fungeren als opvolger van de Grote Raad,
het intergewestelijk gerechtshof in Mechelen, dat na
de staatkundige 'afscheiding' voor het Noorden onbe
reikbaar was geworden. De Hoge Raad hield op 13
februari 1582 zijn eerste officiële zittingsdag in Den
Haag. West-Friesland maakte er direct deel van uit,
Zeeland volgde pas vier jaar later. Andere gewesten
sloten zich niet aan. De raad bestond uit tien vaste
raadsleden, een president en ambtelijk personeel
zoals deurwaarders en griffiers. Elke zaak werd behar
tigd door enkele aangewezen raadsleden, waarvan
rapport werd uitgebracht, waarna het gehele college
het vonnis bezag. Hoge Raad van Holland, Zeeland en
West-Friesland (1582-iygj) is een werk van specialis
tische aard dat waarschijnlijk weinig algemeen geïn
teresseerde lezers trekt. Toch kan ook de 'algemene'
geschiedbeoefenaar en belangstellende zijn voordeel
doen met dit boekje, dat het aan verstikkend talig
kreupelhout zo rijke domein van de rechtshistorie
bestrijkt. Niet alleen door de instructieve voorbeelden
die de auteurs hun lezers voorschotelen, maar vooral
door het vijf pagina's tellende glossarium achterin,
met vakjargon dat zijn bestaan deels wist te rekken tot
vandaag de dag.
60 Zeeuws Tijdschrift 2007 I 5-6