Het bronzen beeld van Jan Wolkers voor de Watersnoodramp,
in Kruiningen, onthuld op i februari 1957. (Collectie Zeeuwse
Bibliotheek). Voor de sokkel heeft Wolkers dichtregels van
Adriaan Roland Holst uitgezocht. Hoort gij de zee achter mijn
hart? Dan zal ik heen zijn, en gij zult met de zee alleen zijn;
de golven zullen breken in uw hart.
Sonja en Daniël
Korte tijd later vertrekt Maria naar Leiden, waar ze
als apothekersassistente gaat werken in het acade
misch ziekenhuis. Het is ook in Leiden dat zij en
Jan Wolkers elkaar voor het eerst ontmoeten, bij hun
gezamenlijke vriend Jan Vermeulen. In een brief aan
Wim de Kier schrijft Wolkers in maart 1947: 'Maria
komt bij ons inwonen en zorgt voor het eten en
een bepaalde sfeer in huis, die een vrouw er alleen
maar kan brengen. Met haar heb ik een sexuele ver
houding. Ze is 5 jaar lang de verloofde geweest van
Hans Warren, dus is er wel met haar te praten over
literatuur en andere kunstuitingen.' In een volgende
brief dicht Wolkers aan Warren een belangrijke rol
toe bij 'Maria's artistieke opvoeding': 'Hij heeft bij
haar de liefde aangekweekt voor literatuur en poëzie,
voor de fauna en flora van Zeeland. Maria weet zoveel
van planten en vogels, dat, wat kennis van namen en
leefwijzen betreft, ik nog lang bij haar in de leer zal
moeten zijn om op hetzelfde niveau te komen.'
Twee maanden na hun eerste ontmoeting is Maria
de Roo zwanger van Wolkers en, onder druk van haar
familie, trouwen zij. Na zoon Eric wordt dan in 1951
hun dochtertje Eva geboren, wier dood Wolkers onder
andere inspireert tot het beeld voor de watersnood
ramp in Kruiningen en de roman Een roos van vlees.
Als Warren de roman leest, herkent hij De Roo en
Wolkers in de figuren Sonja en Daniël, maar hij ziet
ook zichzelf terug in de volgende passage: 'De jongen
waar ze van hield liep naar het raam als er een troep
Duitse soldaten door de straat kwam. Toen ik met
haar getrouwd was kwam hij nog wel eens aan met
geverfde lippen. Hij liet foto's zien van een oosterse
prins met een tulband op. Toen ik hem zei dat het mij
een gewone blauwpit leek ging hij weg zonder gedag
te zeggen. Hij kwam daarna nooit meer aan.' Warren
moet het even verwerken, maar stelt zich gerust met
de gedachte dat een romanpersonage, laat staan de
jeugdvriend van zo'n personage, geen realiteit hoeft
te bezitten. Als Warren in 1989 Een roos van vlees nog
eens herleest - 'het is geen goed boek, nogal vals' -
vraagt hij zich af hoe het met 'Sibylle-Maria-Sonja'
gaat. 'Haar leven schijnt triest te zijn, volgens de
laatste berichten.' In zijn dagboek over 1974 noteert
Wolkers, die dan al met Karina getrouwd is, dat ze
nooit over haar scheiding van hem is heengelcomen.
Maria de Roo sterft op 19 december 1993. Een paar
maanden voor Warrens eigen overlijden in 2001 - ook
hij zou op 19 december sterven - bekijkt hij de laatste
foto die er van haar bestaat. 'De foto is in de zomer
van haar sterfjaar gemaakt in het vakantiehuisje in
Oostlcapelle. Een verschrikkelijke, ontluisterende foto
van een wantrouwend kijkende oude vrouw.' Deze
oude vrouw was in haar jonge jaren beeldschoon,
zoals ook zo duidelijk te zien is op de foto waarop zij
voor de spiegel poseert. Een bijzondere vrouw, een
muze, die aan de wieg heeft gestaan van het oeuvre
van twee belangrijke Nederlandse kunstenaars. Ze
poseerde voor het eerste officiële beeldhouwwerk van
Jan Wolkers en ze inspireerde Hans Warren bij het
schrijven van zijn poëziedebuut. Een tragische vrouw
ook, die niet alleen een kind verloor, maar ook de twee
mannen van wie zij zo veel had gehouden.
Ronny Boogaart en Eric de Rooij publiceerden in 2007 bij uitge
verij Bas Lubberhuizen: Hort van mijn land ik ben terug. Een lite
raire wandeling door het Zeeland van Hans Warren. Bovenstaande
tekst komt grotendeels uit deze wandelgids, waarin ook de
bronvermeldingen zijn terug te vinden. Een uitgebreider verhaal
over de muze van Wolkers en Warren zal dit jaar verschijnen in
het letterkundig tijdschrift De Parelduiker. Boogaart en De Rooij
wonnen in 2006 de Jan Bruijns Publiekprijs met
8 Zeeuws Tijdschrift 2008 t-2