Mies Drabbe en Paul Elout met hond op het Domburgse
strand, 1901. Foto particuliere collectie.
een der sloepjes, welke de korte reis aanvaard
den, was ook Paul met Mies Drabbe. Ik ontstelde
niet, want ik had mij er op voorbereid. Achter
het meisje zat de slanke, geliefde knaap; zijne
knappe gestalte in donker uniform kwam tegen
de blauwe golven scherp uit. Toen ik weêr opzag
was zij naast hem gaan zitten. Worden deze twee
waarlijk eens een paar? Zal zij hèm, hèm, die ik
zóó lief heb, haar wettig eigendom mogen noe
men? en zal ik van verre hun geluk moeten aan
zien, ver, ver, van hèm, door geen' enkele band
aan hem verbonden? Het was zondig, maar ik
had dolgraag gewild dat de lichte boot omsloeg;
maar dan redde hij haar misschien of vond met
haar den dood in de golven, haar kussende, haar
krampachtig drukkende aan het hart. Neen! hij
moest blijven leven. Ik ware het liefst in zee
geloopen om eigenhandig, zonder dat iemand
het merkte, het vaartuig omver te stooten, en als
zij dan dood was, mijne mededingster, de geluk
kige, die zich in zijne wederliefde verheugen
mag, dan zou hij mij wellicht aan zijne zijde
wenschen. Zou het daar echter vrede zijn, nadat
ik de bloem zijner oogen vermoord had? - Later
roeide Paul en was een ander jongmensch naast
het meisje gaan zitten. Toen zij aanlegden,
meende ik, door de om hen heen staande men-
schen heen, nog juist te zien, dat hij haar in
zijne armen nam en op het strand droeg. Heilige
God! ik haat haar! Ik haat haar even vurig als
ik hèm liefheb. Zij zal mijn levensgeluk ver
woesten. Zij heeft mij den man ontnomen, die
ik reeds de mijne heb genoemd, en opnieuw is
een' gevoeligen knak gegeven aan mijn geloof in
het zalige, 't hooge der Liefde. Ik haat je, Mies
Drabbe, ik haat je, grenzenloos.
Tante Nel was Petronella Vincentia van der Swalme,
een van de twee veel jongere zusjes van Maria's vader.
Na de vroege dood van hun ouders heeft Abraham
zowel haar als zijn andere zusje Sara Petronella Maria
in huis genomen. Nel trad in 1888 in het huwelijk
met de weduwnaar Henry Arntzenius. Mogelijk is
het 'ander jongmensch' Paul Elout, de latere directeur
van de Domburgsche Zeebadinrichting, met wie Mies
Drabbe in mei 1902 zou trouwen en over wie zij in
haar dagboek in de zomer van 1892 noteerde dat hij
'als altijd uiterst amusant [was], en heel aardig tegen
me, in tegenstelling met verleden jaar'.
Op enkele gloedvolle gedichten voor Paul na, nog
geschreven in augustus 1893, zwijgt Maria's dagboek
tot zondagmiddag 21 januari 1894. Zij is dan ziekjes
thuis, in het ouderlijk huis aan de Dam, en neemt in
een terugblik het schrijven weer ter hand. Hoe groen
was het woud nog geweest, in die augustusmaand
van '93! Nu waren de najaarsschakeringen alweer
verdwenen en werd het voorjaar. Lente! Spoedig zou
het jonge groen haar toewuiven en vóór die bladeren
hun kort leven hadden beëindigd, zou zij gescheiden
zijn van haar lieve Vriendin Juffrouw van Slee. En
13 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2