Op 30 maart, tijdens de paasvakantie in Middelburg,
stond Maria langdurig voor de spiegel, zich afvragend
of ze niet eerder een lelijke dan een mooie vrouw
was. Medelijden welde in haar op met Paul, die ze
met iemand zoals zij was wilde opschepen, iemand,
die wellicht nooit een goede huisvrouw zou zijn en
ook niet mooi of bevallig genoemd kon worden.
Paste Mies je Drabbe, die uit bezuinigingsoverwegin
gen van haar familie permanent in Domburg kwam
wonen, niet veel beter bij hem en zij niet beter bij M.
Sycogne?
Maria's band met Sophie van Slee was heel hecht
in deze dagen. Ze verheugde zich erover dat Anna
Beugel bij Sophie zou intrekken. In een in het dag
boek opgenomen brief van 24 april 1895, die zij
hoogstwaarschijnlijk niet heeft verstuurd, schreef ze:
Mijne Lieveling, ilc heb zoo'n medelijden met
Uwe verlatenheid in dat groote huis, en ben zoo
blij dat Uwe intiemste vriendin, Juffr: Beugel,
bij U gaat inwonen. Behoud haar lang, mijne
Engel, en stoor U niet aan de wereld, die deze
vriendschap al te innig vindt en er mede spot.
Soms moet ik het aanhooren, dat er op U en fuffr:
Beugel wordt afgegeven, en het doet zoo'n pijn.
Tegelijkertijd voelde Maria dat zij hiermee 'trots al Uwe
liefde en goedheid' Sophie van Slee verloren had, maar
- zo schreef ze - haar liefde werd er niet minder om.
Welke liefde was zoeter, die voor Paul Boogaert of
die voor Emile Sycogne? De eerste was puur en al in
Maria's prille jeugd gezaaid. 'Mijne kinderliefde, vrij
getoond, is nu een vrouweliefde, diep verborgen.' De
tweede werd ingegeven door het verlangen samen te
lezen en dichten, te spreken over literatuur, en was
niet geheel vrij van lichamelijke hartstocht. Maria was
ervan overtuigd dat zij Emile nooit 'bezitten' zou - als
zij maar 'eens, bevend van teederheid, in zijne armen'
mocht liggen.
Het nieuwe leven
'Ik ben heel gelukkig en innig dankbaar met M.
Boddaerts antwoord!' aldus het dagboek op 8 juli
1895, nog in Brussel. 'God en de Kunst zullen mij hel
pen, en God nog meer dan het Hooge Pad, als ik maar
mijn best doe.' Haar best wilde zij in meer opzichten
doen, ten opzichte van haar ouders bijvoorbeeld. Haar
moeder zag zij intussen als 'eene voor hare familie
overdreven goedhartige en zorgzame vrouw; haar
huwelijk is, geloof ik, niet zeer gelukkig, hare kinde
ren zijn haar ontgroeid'. Daarop volgt een passage
waaruit blijkt dat zij de oude kilte ten opzichte van
haar moeder nog niet overwonnen had, hoezeer zij
zich ook voornam te proberen toegankelijker te zijn.
Met haar vader zou dat waarschijnlijk iets gemakke
lijker gaan, onder meer omdat 'wij een tamelijk gelijk
karakter hebben'. Intussen miste zij haar ouders en
vooral An, die in 1902 op 22-jarige leeftijd zou ster
ven, wél.
In juli 1895 was het kostschooljaar ten einde en
keerde zij naar Middelburg terug. Het afscheid van
Emile Sycogne bleef beperkt tot een handdruk en de
vraag of zij hem haar werk wilde toesturen.
Een maand later bevonden de Van der Swalmes
zich weer op Molenwijk, waar Maria op 8 augustus in
haar dagboek schreef: 'O! ik voelde mij gisteren avond
20 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2