Of zijn leven en memoires interessant genoeg zijn om als fundament te dienen voor een biografie, kan pas na een meer uitgebreide tour de horizon beantwoord worden. Zijn reisverhaal is in elk geval voor Zeeland van belang omdat er over die periode nauwelijks ego documenten bekend zijn. Dus elke bron die gevonden wordt, is meer dan welkom. Ik werd op de memoires gewezen door Arnold Wiggers, voormalig secretaris van de Stichting Geschiedbeoefening Zeeland die was benaderd door C.D.A. baron Van Lynden te Veere bij wiens nazaten in de Verenigde Staten zich het origineel bevond. De baron vroeg Wiggers of er geen vakgroep geschiedenis in Nederland was die hiervoor interesse zou hebben. Wiggers schreef me, ook om indruk op de baron te maken die een cc ontving: 'Daar u niet alleen medewerker van de Rijksuniversiteit Leiden bent, maar ook historicus en Azië-lcenner, vraag ik u eens naar de kopieën te kijken en deze verder naar uw eigen goeddunken aan anderen voor te leggen.' De kopieën bestonden voornamelijk uit een inhoudsop gave van zijn memoires die uit drie delen bestaan. Bij het lezen van de inhoudsopgave viel het me vooral op dat Rooseboom, die zijn militaire en ambtelijke carrière eindigde in 1904 als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, enige tijd in het garnizoen Terneuzen was gestationeerd en dat hij in 1907 een tocht door Zeeland en Vlaanderen had gemaakt. Kennelijk was ik dermate door andere zalcen in beslag genomen dat ik mij pas een halfjaar later schriftelijk tot de baron richtte. Daarin meldde ilc dat er zeker belangstelling voor het manuscript was en dat ik in overleg was met mijn promotor, Cees Fasseur, om eventueel een uitgave van de memoires te verzorgen. Fasseur was toen druk bezig met zijn Wilhelmina- biografie en ilc met de mijne van Veth en van een uitgave van de memoires van Rooseboom is het, hoe interessant dat ook zou kunnen zijn, niet gekomen. Wel konden de memoires door ons beider tussenkomst in 1997 aan het KITLV worden overgedragen. Wel bedong ik het 'recht' de Zeeuwse fragmenten uit het dagboek als eerste te mogen publi ceren. Luitenant-generaal gouverneur-generaal Nu tien jaar later en honderd jaar nadat Rooseboom zijn reis door Zeeland maakte, lijkt me de tijd rijp het reisverhaal ten beste te geven en iets meer over Rooseboom te vertellen. Het is nu of nooit. Het onderstaande is grotendeels ontleend aan de online versie van het lemma in het Biografisch Woordenboek der Nederlanden 1 (Den Haag 1979). Toen Willem Rooseboom samen met echtgenote en chauffeur zijn reis door Zeeland aanving was hij 64 jaar en kon terugkijken op een buitengewoon geslaagde militaire en ambtelijke loopbaan. Hij was de zoon van de ban kier Jacob Rooseboom en werd geboren op 9 maart 1843 in Amsterdam. Op zijn veertiende ging hij naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda waar hij als cadet bij de genie werd ingedeeld. In 1861 werd hij benoemd tot tweede en in 1864 tot eerste luite nant. Het grootste gedeelte van 1864 bracht hij in de garnizoensplaats Terneuzen door waar hij meehielp aan het opknappen van de kazerne (deze periode zal ik later in een andere publicatie belichten). In 1867 trouwde hij Maria Escher uit welk huwelijk drie zoons en twee dochters werden geboren. In 1872 werd Willem bevorderd tot kapitein en vanwege zijn weten schappelijke aanleg werd hij in 1874 overgeplaatst van de staf der genie naar de generale staf van het leger in Den Haag. Hij gaf er les aan de Hogere Krijgsschool en schreef een tweedelig standaardwerk op het terrein van de militaire tactiek. Hij publiceerde in gezagheb bende tijdschriften als het Militair Blad, De Gids en Vragen des Tijds. Tevens publiceerde hij onder het pseudoniem Henri Raloff romans waarvan De sluier opgelicht (1882) over een denkbeeldige Duitse invasie in Nederland wel de bekendste is. In 1884 werd hij op non-actief gesteld omdat hij door liberale kiezers in Arnhem in de Tweede Kamer werd gekozen. Hij hield zich er vooral met militaire zaken bezig. In 1891 ging hij weer in actieve dienst en werd directeur van de Hogere Krijgsschool. In 1894 werd hij sous-chef van de generale staf en in 1897 werd hij generaal-majoor en commandant van de stel ling Amsterdam. Een jaar later overleed zijn vrouw. Bij zijn ontslag uit militaire dienst werd hij bevorderd tot luitenant-generaal en in 1899 tot gouverneur-gene raal van Nederlands-Indië. Hij was de eerste militair sinds zestig jaar die op die post werd benoemd. Dat was niet verwonderlijk want de defensieve kracht van de kolonie was zeker niet optimaal en de imperialisti sche opmars van Japan (Taiwan en Korea in 1895) en de Verenigde Staten (Filippijnen in 1898) baarde de Nederlandse regering grote zorgen. Zou de auteur van het Zakboekje voor den Officier 28 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 30