plaats weggekomen. Ik was blij toen wij zo ver waren, maar Lantsheer zat er een beetje mee in, hij was niet genoeg met auto's bekend om te weten, dat men wel een eindje in mul zand kan rijden, indien men vaart lean houden, maar dat, als men dan langzaam rijdt, de wielen zich in het zand vastzetten. In Domburg kwamen ook Nahuys en zijn aan staande per fiets. Wij zaten daar net aan een hotel, maar bleven daar niet lang omdat het begon te rege nen. Wij reden toen, begeleid door Lantsheer over Westkapelle en Zoutelande naar Vlissingen, waar wij uitstapten om de plaats te bezichtigen. Te Middelburg teruggekeerd, nodigde ik Lantsheer uit, bij ons te blij ven dineren, maar hij bedankte. Matthijs Rooseboom promoveerde driejaar later in 1910 op een proef schrift getiteld: The Scottish Staple in the Netherlands. An Account of the Trade Relations Between Scotland and the Low Countries From 1292 Till 1676, With A Calendar of Illustrative Documents (Den Haag: M. Nijhojf 1910). Hij woonde in het huis 'De Struys' van de kunstverzamelaar Albert Ochs die in de zomer dikwijls met een jacht vanuit Engeland naar Veere kwam. Zeeduin was het buiten van A. Lantsheer (1852-1917) die getrouwd was met M. van der Mersch (1855-1928). Nog steeds wordt Zeeduin bewoond door nazaten van Lantsheer. Met het bos van Domburg wordt de Manteling bedoeld. 11 augustus De volgenden dag reden wij naar Vlissingen om met het veerbootje naar Breskens in Staats-Vlaanderen over te steken. Ik zorgde er voor bijtijds aan de inlaad- plaats te zijn, omdat ik wist, dat er weinig plaats op het bootje was en het maar enkele malen per dag overging. Toen ik aankwam, was ik dan ook wel de eerste, maar dit hielp mij weinig, omdat er de vorige avond twee grote auto's waren geweest, waarvan slechts één geladen kon worden. De ander had de nacht in Vlissingen over moeten blijven en was nu de eerste. Al spoedig kwam die dan ook aanrijden. Intussen meende de kapitein, dat onze auto, die klei ner was, ook wel meekon als die eerst op het bootje werd gebracht en in de richting van de lengteas van het bootje werd geplaatst. Daartoe moest de auto dan echter met de handen omgezet worden, wat een zwaar werk was, maar het lukte. Daarna werd de andere auto, die een Belg, die met een dame en chauffeur reisde, er achterwaarts met de handen opgevoerd. De Belg vertelde mij, dat hij de vorige dag te Breskens op de veerboot rijdende, iets gebroken had, waardoor zijne auto, nog wel vóór- maar niet achterwaarts kon rijden. Toen wij te Breskens aankwamen, na een mooie vaart, kon de Belg niet voorwaarts van het bootje afrijden, maar mijn auto moest eerst weder van ach teren met de handen omgezet worden om daarna achterwaarts de helling op te rijden. Dit duurde een poosje. Maar het gelukte zonder bezwaar en na een goede fooi te hebben gegeven, gingen wij op weg. Ons voornemen was over Schoondijke en Sluis naar de Belgische badplaats Heyst te rijden. Wij sloegen daar om bij Schoondijke rechts af. Toen wij een eind ver der gereden waren, zagen wij op een open gedeelte, dat er een auto op de weg stilstond. Naderbij gekomen bleek het de auto van de Belg te zijn, die naar Brussel terug moest om zijn auto te laten herstellen, maar die, in plaats van bij Schoondijke rechtuit naar Eeklo te rijden, ook rechtsom was geslagen. Daar de auto niet achteruit kon rijden door het defect, bracht het omke ren op de weg, die gelukkig nog al breed was en brede bermen had, nog al bezwaar mede. Onze chauffeur en ik hielpen een handje en zo ging het. Wij reden daarop naar Heyst, bezichtigden die aardige badplaats en lunchten daar. Daarna reden wij naar Brugge, waar wij in het Hotel de Flandre logeerden. Het was een oud huis, maar het was er goed, alleen wat duur. Na aankomst gingen wij de zeer interes sante tentoonstelling van het Gulden Vlies in het Gouvernementshuis op de Grand Place zien. Daarna wandelden wij wat door de oude stad; dineerden in ons hotel en brachten daarna per tram aan de badplaats Blanlcenberghe, waar het vrij stil was, een bezoek. De tentoonstelling was ingericht naar aanleiding van de plechtige inhuldiging op 25 juli 2907 van de zeehaven van Brugge (Zeebrugge) in aanwezigheid van koning Leopold II. De tentoonstelling was gewijd aan de in 1430 in Brugge gestichte Orde van het Gulden Vlies. 12 augustus Wij besteedden de ochtend aan het bezichtigen van Brugge en de kathedraal St Sauveur, de Notre Dame, het kapittel St Jean met de beroemde Memling schil derijen, het Musee Communal (oude schilderijen) en het oud begijnhof. Na de lunch gingen wij per auto naar Blankenberghe en na een wandeling aldaar gemaakt te hebben, over een zeer slechte weg naar de kleine badplaats Wenduinen, waar tot onze grote ver- 32 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 34