gens afspraak Cyriel Buysse kwam. Wij reden toen over een kleiweg naar Afsnee. Daar sloegen wij een zijpaadje in naar de buitenplaats. Plotseling (gelukkig reden wij zeer langzaam) maakte de auto een wen ding en de chauffeur had de grootste moeite om nog bij tijds te stoppen en niet tegen een boom te rijden, hetgeen juist nog gelukte. Er was een klein gebrek aan het stuur, door het trillen op de keien veroorzaakt, dat spoedig hersteld kon worden. Op het buiten vonden wij mevrouw Buysse met zoontje en hun drie dochters, de dames Tromp (uit het eerste huwelijk); verder een schat van dameslogés. De plaats met groot gazon, waarop hoge bomen, was allerliefst aan het riviertje de Lijs of Leije gelegen. Na het diner wandelden wij op de plaats. Ik bood Buysse aan een ritje met de auto te maken, welk aanbod hij met enige van zijn dameslogés gaarne aannam. Wij bleven bij mevrouw en de dochters. Na een goed uur kwam het gezelschap terug. Zij waren naar Deinse gereden. Enige tijd daarna werd ons een roeitochtje op de Lijs aangeboden. Mevrouw Buysse en haar zoontje roeiden ons. Het was een allerbekoorlijkste vaart, met heerlijk zacht weder. In de verte dreigde onweer, maar het kwam niet tot regenen. Te half zeven reden wij hoogst voldaan over de aardige dag, naar Gent terug. De dames Tromp waren dochters uit Buysse's eerdere huwelijk met Nelly Tromp die in i8g6 was overleden. Buysse hertrouwde met de Haagse Dyserinck. Buysse raakte er bevriend met Louis Coupems en de historicus Geyl met wie hij het tijdschrift Groot Nederland stichtte. Buysse zou bekend komen te staan als een autogek en een jaar na het bezoek van Rooseboom kocht hij een Minetva, de Belgische evenknie van de Spijker. 15 augustus De volgende morgen bezochten wij per auto nog enige bezienswaardigheden van Gent (Musée des Antiquités en ruines van de abdij van St. Bavo) en reden daarop over een kleiweg over Beveren, waar wij lunchten op weg naar Antwerpen (Grand Hotel). Wij wandelden nog door de stad en bezochten de kathe draal, terwijl wij de avond doorbrachten bij een con cert in de druk bezochte dierentuin. 16 Augustus De volgende dag reden wij met regen uit en bezich tigden eerst het stadhuis; daarna reden wij naar Den Haag terug over Capellen, Putten, Bergen-op-Zoom, waar wij een bezoek trachten te brengen aan onze neef, de gepensioneerde ritmeester Chr. v.d. Messche, maar wij vonden hem niet te huis. Verder over Willemstad, het veer aldaar, Numansdorp, Klaaswaal, waar wij lunchten en Rotterdam (afstand 117 kilome ter). Guus was toen niet te huis maar logeerde met de juffrouw op Boschrand bij de familie Van Kretschmar. Ook dit reisje gaf ons veel satisfactie. Wij had den veel gezien en ons goed geamuseerd en over het geheel hadden wij goed weer gehad. De totaal met de auto afgelegde weg was 703 kilometer. De totale vertering bedroeg 289 gulden, waarvan ongeveer 89 gulden voor auto en chauffeur. Zo blijft dus ruim n gulden vertering per hoofd voor Nanny en mij. Na dit reisje hebben wij in 1907 nog maar weinig gebruik gemaakt van de auto. Biografie van Rooseboom? Van de auto hadden de Roosebooms nog veel plezier want ze maakten er nog vele tochten mee naar Italië, Engeland en Wales. Toen hij in 1910 zijn auto van de hand deed, berekende hij dat die gemiddeld 2000 gul den per jaar had gekost. De Buysse-biograaf Van Parys vertelde me dat Rooseboom en Buysse goede vrien den bleven. Toen Buysse in 1911 in Antwerpen werd gehuldigd, hield Rooseboom, terwijl hij niet bekend stond om zijn grote oratorische vermogens, spontaan een toespraak. De memoires van Rooseboom lopen door tot 1914. Hij stierf in 1920 in Den Haag en hij kan zeker terugkijken op een leven dat voldoende aanknopingspunten lijkt te bieden voor zijn biograaf in spe. Bronnen literatuur De autoreis door Zeeland en Vlaanderen is ontleend aan 'Mededeelingen uit mijn leven' zijnde het ongepubliceerde dag boek van W. Rooseboom. Bron: Archief Koninklijk Instituut voor Taal,- Land- en Volkenkunde (KITLV), Collectie W. Rooseboom, gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, houdende memoi res en correspondentie van diverse aard 1899-1908 (Westerse Handschriften H. 1319). Het dagboek bestaat uit drie delen en loopt door tot 1914. Autoreisje door Zeeland en Vlaanderen. Deel 2, 1894-1910, pp. 256-262. Ik heb de spelling aangepast maar niet geheel gemoderniseerd. Mijn dank gaat uit naar Francisca van Vloten, Carlo Buijsrogge van het Gemeentearchief Temeuzen, Elisabeth Wigard van het Zeeuws Archief, de Buysse-biograaf Joris van Parys, Anne Marie Musschoot en Agnes Gelaude van het Cyriel Buysse Genootsschap en Nico Kapitein van de Universiteit Leiden die momenteel werkt aan een artikel over de automobiel in Nederlands-Indië. 34 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 36