Ik vermeed oogcontact vanwege het feit dat
haar naam in mijn drassige brein was zoekgeraakt.
Misschien deed zij ook alsof ze me niet opmerkte. Ik
verbaasde me erover dat ze zo'n aantreklcelijke jongen
had veroverd. Hij overhandigde haar de menukaart
en lachte. Hij was gek op haar, dat was duidelijk. Nu
hoorde ik ook voor het eerst haar stem na al die jaren.
Het was een gelukkige stem, vol en klokkend. Ik
snapte niet dat een uiterst smalle klankkast zo'n bron
zen geluid kon voortbrengen.
Als kind sprak ze nauwelijks, herinnerde ik me.
Ze begon pas te praten als iedereen de klas uit was.
Gepest werd ze niet, maar ze stond helemaal op zich
zelf. Ze tekende graag, ze was er goed in. Op een keer
had ik een schilderwedstrijd georganiseerd. Van tevo
ren had ik besloten dat zij moest winnen. Ze was de
beste tekenaar van de klas. Ze kon wel een steuntje in
de rug gebruiken. Na afloop van de lessen besprak ik
de schilderstukken. Ik overlaadde haar werkstuk met
complimenten. Ze had een reusachtig dier geschil
derd. Ik wist niet meer of het een olifant of een beer
was geweest. In elk geval had ik de stemming door de
leerlingen dusdanig beïnvloed, dat zij met grote voor
sprong van stemmen won. Zou ze dat nog weten?
Onze maaltijd liep ten einde. Koffie zouden we
thuis drinken. Anja stond op en liep het restaurant
binnen om te pinnen. Mijn blik viel op het marteltuig
op onze tafel. Zonder brokken vlees stonden de gal
gen er zielig en verlaten bij. Ik was blij dat de maaltijd
achter de rug was. Ik wilde naar huis, ik wilde nog
eens thuiskomen. Toen Anja me op mijn schouder
tikte stond ik op. Ik draalde even en ontwikkelde
vervolgens een ferme pas, mijn blik zijdelings op het
meisje en de jongen voor me gericht. Ze gingen vol
komen in elkaar op. Ik wendde mijn hoofd af en liep
langs de tafeltjes de markt op. Ik kon echter niet voor
komen dat haar stem opnieuw mijn gehoorgang bin
nendrong. Wat ze zei kon ik niet verstaan, maar het
timbre van haar stem nestelde zich als een auditieve
geurvlag in mijn hoofd. Ze had me een levensteken
gegeven, een ultieme boodschap: luister toch, hoor
eens hoe gelukkig ik ben!
De volgende ochtend zwaaide ik Anja uit. Zelf bleef ik
thuis. Ik was al een halfjaar werkloos. Af en toe kluste
ik er wat bij: bijlessen, invallen. En ik rommelde wat
in huis. Deze eerste dag was er genoeg te doen.
Tegen de avond bereidde ik een simpele maal
tijd. Eenvoud was mijn handelsmerk op kookge-
bied. Tussen het schillen van de aardappels en het
braden van het vlees schonk ik me een borrel in
en staarde naar teletekst. Ik las onder andere een
bericht over een meisje in mijn woonplaats, dat die
middag bij een brand in de ouderlijke woning was
omgekomen.
Ik zapte verder, zwierf over dertig zenders. Toen
Anja vermoeid thuiskwam van haar werk was haar
commentaar op de stamppot die ik op haar bord depo
neerde nogal sceptisch: 'De vakantie is voorbij, en de
zomer ook, geloof ik.'
Diezelfde avond liep ik in de kantine van de plaatse
lijke sporthal Alice, een ex-collega, tegen het lijf. Ze
vertelde me dat Vera-ken-je-haar-nog?, Vera L. -dat-
graatmagere-ding!-, dood was aangetroffen op haar
zolderkamer na een korte hevige brand.
Vera. De naam explodeerde in mijn hoofd.
'Gisteren zat ze voor me op een terras. Voor het
eerst na zeven of acht jaar heb ik haar gezien en de
dag erna is ze dood,' stamelde ik. 'En ik heb haar niet
eens aangesproken. Verdomme, ik heb niets tegen
haar gezegd.'
'Maar ook al had je haar aangesproken, dan nog...
En er is waarschijnlijk meer aan de hand,' sprak de
vrouw naast me geheimzinnig.
'Meer aan de hand. Kan er nog meer aan de hand
zijn?' vroeg ik me hardop af. Alice keek me veelbete
kenend aan.
'Dat lean niet, dat geloof ik niet,' zei ik, toen ik ein
delijk begreep wat ze bedoelde.
In mijn hoofd hoorde ik de stem van het meisje.
Luid en allesbehalve treurig. Die volle, gelukzalige
stem van haar leek zich daar te willen nestelen. En die
stem bleef maar ontkennen, wat ik zojuist gehoord
had.
37 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2