huishouden Bellamy bij te dragen. Hij droomt van
vechten op een 'oorlogskiel', maar besluit toch zijn
moeder aan de wal trouw te blijven. De blanke pit van
de ruwe bolster krijgt nu een kans. De dichter in 'm
vat post. Hij ziet dat hij anders is dan zijn omgeving:
'De enge levenskring benauwt hem; verwijten, bitse
aanmerkingen verlammen iedere beweging van den
geest, dwingen tot stil zijn' noteert Aleida Nijland in
haar voortreffelijke tweedelige studie over Bellamy.
Zijn eerste verzen schrijft hij als vijftienjarige. Het is
1772 en Vlissingen herdenkt groots, dat het twee hon
derd jaar geleden is, dat de Spanjaarden met zachte
drang de poort zijn uitgezet. Vrijheid is voor een
dichter een inspirerend thema, zo ook voor de jonge
Bellamy.
Fransje
Het is de Vlissingse dominee Jona Willem te Water,
die Bellamy op het goede spoor zet. Hij zorgt er voor
dat deze onderwijs aan de Latijnse school kan volgen,
iets wat alleen voor kinderen van de rijkeren was
weggelegd. Het is een vooropleiding om te kunnen
aanschuiven in de collegebanken van de Universiteit
te Utrecht. Bellamy is weggelegd voor de studie
theologie en uiteraard niet voor de studie rechten.
Dichtende dominees zijn geen uitzondering en velen
zijn lid van de talrijke dicht- en leesgenootschap
pen, die ons land dan leent. Zijn studie wordt door
Vlissingse prominenten betaald. Al hebben sommige
moeite om op tijd te betalen.
Allesbepalend voor zijn leven is de verschijning
van Francina Baane (door hem Fillis genoemd in
gedichten), een Vlissingse, die met haar 'gul, vrien
delijk gelaat, heur lieve, zagte, helderbruine oogen,
statig voorhoofd, rond en hoog, de flauwgebloosde
kaakjes, bevalligen rozenmond en lagchende koralen
lipjes' een verpletterende indruk op hem maakt. De
eerste jaren in Utrecht schrijft hij ronkende patriot
tische strijddichten voor het vaderland. Al snel keert
hij weer terug naar de echte literatuur. Bellamy is niet
op de wereld gezet om te behagen. Hij jaagt geves
tigde dichters als Hieronymus van Alphen en Rhijnvis
Feith tegen zich in het harnas, door hun dichtkunst
openlijk aan te vallen. Richt zijn eigen tijdschriften
op. Wekt landelijk grootse verwachtingen met zijn ver
innerlijkte poëzie van zijn in 1785 verschenen bundel
Gezangen. Inspirator op de achtergrond is Francina
(Fransje) Baane. Tussen hen bestaat een levendig
briefverkeer, waar ook veel van bewaard is gebleven.
Die brieven zijn vaak heel geestig, soms droevig,
met het hart op de tong, maar vol passie geschreven.
Hierin komen we ook verwijzingen naar portretten
van de dichter tegen. Een portret is voor Bellamy niet
zomaar een afbeelding. Je moet de mens Bellamy in
zo'n portret als het ware kunnen aflezen.
Miniatuurportret
Op zondag 28 november 1784 schrijft Bellamy Fransje
een brief waarin hij verhaalt over een binnenkort te
verzenden 'presentje'. Verder wil hij niets loslaten.
Een vriend van Bellamy, Antonie Jan van Mansvelt,
luitenant bij de burgerwacht in Utrecht, die uit lief
hebberij schildert, is begonnen aan een miniatuur
portret van zijn vriend. Toch duurt het nog zeker een
half jaar eer Bellamy het portret naar zijn vriendin
lean sturen. Maar dan is hij ook zeer tevreden en vindt
het een 'meesterstuk'; 'Het zal u zeer aangenaam
zijn. Men zal niet ligt een beter van mij maaken. 't
Is geheel en al vrij van die gebreken, die men door
gaans in pourtretten aantreft, er is geen stijfheid
hoegenaamd in. 't Is geheel vrij en los, de mond en
kin zijn verwonderlijk gelijkend en waar. 't Is net de
39 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2