De stippelgravure van L. Portman, naar het miniatuur van Van Mansvelt, die in 1807 verscheen in de
j ]8]EXXijO£Xr. bundel Jeugdige en nagelaten gedichten (Historisch Topografische Atlas, Gemeentearchief Vlissingen)
dacht ik eens aan u en mijn gezigt kreeg een andere
plooi, dan dacht ik aan mijn Vaderlansche Gezangen
en ik zag den schilder aan of ik hem vernielen wilde.
Mijn oogen heeft hij niet zoo juist kunnen treffen,
als zij zijn; mijn neus is ook niet spits genoeg; en de
neus moet spits zijn, zal ik Zelandus blijven.'
Uiteindelijk is hij tevreden met het resultaat en
kan het schilderij naar vriendin Fransje in Vlissingen
worden verzonden. Die ziet echter problemen om
een schilderij van een halve meter hoogte voor haar
moeder verborgen te houden. Het past zelfs niet in
een lade van haar kabinet. Minder vleiend is Bellamy
als het lang beloofde portret van Fransje hem onder
ogen komt. Hij vindt het portret slecht en laat dat
onomwonden in een brief aan haar blijken: 'Is dat uw
afbeeldzel? Zijn dat uw lieve zagte oogen? Is dat uw
bevallige mond? Is dat uw kin, die ik zoo dikwijls met
verrukking gekust heb? Weinig scheelde het, of ik
smeet het ding tegen den grond aan. Mijn eigenliefde
was gekwetst. Gij waart in mijn oog vernederd!
Ik kon het gerust voor mijn moeder laten doorgaan.'
Hij weigert dan ook het portret op te hangen in zijn
kamer. De romantische dichter maakt in een brief aan
zijn geliefde van zijn hart geen moordkuil, is soms
grof en beledigend. De schilder is dan wel het mik
punt, maar wel over de rug van Fransje. Zij zal het
zeker geen prettige brief hebben gevonden.
Bellamiana
Na de dood van Francina Baane in 1837, komt het
portret via de schoonfamilie van haar zus Neeltje in
handen van de Dordtse predikant Loeff. Deze schrijft
medio 1908, honderd jaar geleden, een brief aan de
gemeenteraad van Vlissingen. Vanwege een verhui
zing zoekt hij een goede plek voor vroegere eigen
dommen van Jacobus Bellamy, die al jaren in het bezit
van de familie zijn. En vraagt hij zich af, wat is er een
betere plaats voor deze 'Bellamiana' dan Vlissingen?
De schenking wordt natuurlijk met open armen aan
vaard. Een paar weken later stuurt Loeff de koffer met
zoals hij dat noemt de 'Bellamiana', naar Vlissingen,
waaronder het medaillon. Andere bescheiden die in
de koffer meereizen zijn: Bellamy's vriendenboek
(album amicorum), fraai gestempelde en gebonden
boeken van Cats en Flavius Josephus, die hij ooit als
aanmoediging van de stad Vlissingen kreeg, een paar
brieven en een schrift met gedichten van een heel
jonge Bellamy. Stuk voor stuk bijzondere zaken voor
de Vlissingse stadsgeschiedenis en voor iedereen te
bekijken in het Gemeentearchief Vlissingen en het
Zeeuws Maritiem muZEEum.
In 1807, ruim twintig jaar na Bellamy's dood zal
in de derde druk van de bundel Jeugdige en nagelaten
gedichten een portret van hem worden opgenomen,
naar het miniatuur van Van Mansvelt. Fransje heeft
voor dat doel het medaillon beschikbaar gesteld aan
uitgever Loosjes. Deze benadert L. Portman, een bege
nadigd graveur. Portman maakt een prachtige stip
pelgravure, met het miniatuur als voorbeeld. Bellamy
zou, ondanks enkele aanmerkingen, zeer tevreden
met het resultaat zijn geweest.
Literatuur
P.J. Buijnsters, 'Bellamy en zijn romance Roosje' in: Roosje en
haar nazaten (z.p. 2002)
Arnoud de Bruyne, 'Jacobus Bellamy, een Vlissinger' in: Den
Spiegel (2007 nr. 4)
J. Aleida Nijland, Leven en werken van Jacobus Bellamy (1757-1786),
(Leiden 1917)
Ad Tramper, 'Boeken voor Bellamy' in: Den Spiegel (2007 nr. 4)
Den Spiegel het verenigingsblad van de Vereniging Vrienden van
het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen besteedde
in het laatste nummer van 2007 extra aandacht aan Jacobus
Bellamy.
41 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2