kleinood in het noordelijke Umbraland gaat terug
halen. De Telegraaf wordt op een werf bij Walsoorden
omgebouwd. De reis met een opdracht, de queeste,
is een voor het werk van Brakman typerende verhaal
structuur. In Een vreemde stam heeft mij geroofd blijkt
wat Brakman zijn persoonlijke mythologie noemt,
toch in Zeeland te beginnen.
De ouders van Willem Brakman (1942).
werd gebruikt, een doodmoe boekje, suf gesleten,
marmerbeplakt en geschreven in de bleekste inkt.
Een foto van die grootvader ken ik ook, een door de
ovengloed geblakerde man, die ik nog eens een keer
heb gebruikt voor mijn verhaal 'De koning is dood',
waarin ik hem heb afgebeeld op de voorkant van een
almanak.
De bakkerij stond in een armoewijk die 't Java
heette en ook die wijk heb ik nog een keer mogen
zien. Eromheen lag een wal, gedeeltelijk dijk, en we
keken naar beneden in de straatjes, mijn vader en ik.
De wallen waren olijfgroen tot zwart, de daken don
kerrood, de straatstenen en muren oker. Het licht was
blauw want het was aan het eind van de middag. Het
hoofd van mijn vader zeilde langs de hemel want ik
was nog klein. De achtergrond van mijn vader bestaat
dus maar uit een paar plaatjes en nog wat woorden.'
Pop op de hank, pp.69-70)
Een geheel ander vertekend, een mythologisch
Zeeland komen we tegen in de roman Een vreemde
stam heeft mij geroofd. Brakman verplaatste in deze
roman een verhaal uit de Griekse mythologie naar de
Nederlandse kust. De hoofdpersoon Jason komt in
het bezit van het beurtschip De Telegraaf en als hij de
opdracht krijgt om het geroofde Gulden Vlies naar
Zeebrugge terug te brengen wordt het schip omge
bouwd tot de Argo, het schip waarmee de Griekse
held Jason er op uit trok om het Gulden Vlies terug te
halen. Een boerin uit Ossenisse fungeert als middela
res tussen de goden en Jason. Brakmans Jason krijgt
de opdracht om het Gulden Vlies eerst in Zeebrugge
te stelen en daarna de priester van het heiligdom, de
heer Loof uit Groede, te vertellen dat hij het gestolen
De Grote Tabellarius
De familie Brakman was het destijds niet eens met
het beeld dat Brakman in Een winterreis van zijn vader
had geschetst. Er was blijkbaar iets goed te maken,
te herstellen aan het vaderbeeld dat in Een wintemis
ontluisterd was. Ruim dertig jaar later deed zich een
goede gelegenheid voor toen een kleinzoon van de
samensteller van de familiegeschiedenis aan Willem
Brakman het tweede deel, de Aanvulling schonk. Hij
had het nooit onder ogen gehad en de roman die hij
toen met gebruikmaking van dit boek schreef, kreeg
als titel Late vereffening.
De verteller van Late vereffening, die de naam
Brakman draagt, doet het voorkomen dat hij uit die
Aanvulling de gegevens haalt van een reis die zijn
vader tijdens de Eerste Wereldoorlog gemaakt heeft
door België. Ver achter het front, maar toch in bezet
gebied vol gevaren. Al vertellend toetst de verteller het
verhaal over zijn vader aan de gegevens uit Aanvulling
en meermalen stelt hij tot hij zijn genoegen vast dat
hij veel meer weet dan Johannis Abraham en dat die
Aanvulling in gebreke is gebleven. Het fabulerend ver
mogen van Willem Brakman blijkt hier niet onder te
doen voor dat van zijn vader. In werkelijkheid werkte
Hendrik Brakman tijdens de Eerste Wereldoorlog op
scheepswerven in Vlissingen en Rotterdam en diende
hij bij de marechaussee in Zeeuws-Vlaanderen.
Eenmaal zag hij een Duits vliegtuig neerkomen bij
Retranchement, maar veel meer dan wachtlopen was
er niet te beleven in die contreien. Willem Brakman
laat zijn vader echter een avontuurlijke reis maken,
waarbij de man voortdurend in de problemen raakt,
maar steeds door invloedrijke figuren uit de benarde
omstandigheden gered wordt. Ten slotte ontmoet hij
keizer Wilhelm die hem belooft dat hij Nederland niet
zal binnenvallen omdat hem ter ore is gekomen dat
47 Zeeuws Tijdschrift 2008 i-2