VIA MIDDELBURG EN GOES Door F. Bordewijk Het station van Middelburg Toen de lieve Tina, mijn vrouw, en ik over de brug lie pen zei ze: - Dit is om nooit te vergeten. Zij had gelijk. De zeldzaamste beleving lag ach ter ons: de reis van Middelburg naar het dorpje in Noordwest-Walcheren, waar de bejaarde nicht woon de; de windstille septemberdag met een oude zon van weinig gloed en gebrand geel licht; het in blauw zeewater verdronken land dat de motorboot op wie len, de amfibie Duckw, doorploegde, tussen de witte bakens waar voorbij de landmijnen lagen; drie schone Walcherense meisjes met leap en kostuum op de punt van de voorplecht, geklonken tot een driedelig scheg beeld. En na het bezoek de reis weerom; het lopen op smalle, aaneengerijde noodbruggen hoog boven het door de eb zeewaarts zuigend water, in de omkasting der dijlcen met het nobel geboomte winters en dood door het zout; tot in het andere dorp Duckw ons opving en, thans met de wielen de straatweg pakkend, flink rollend en schuimend, een golfslag vormend van eigen kielzog langs de spookachtige, verlaten, tot ruï nen vergaande huizenrijtjes, ons teruggebracht in de eveneens geteisterde, maar droog gebleven hoofdstad der provincie. - Zoiets zien we van ons leven niet meer, ant woordde ik. Want men was reeds doende de bom gaten in de zeeweringen te dichten, om daarna de overstroming terug te malen in het moederbed. Zo liepen wij naar het station van Middelburg, gelegen aan de andere zijde van het kanaal, zo liepen wij over de laatste brug, een noodbrug ook, maar een brede met een rijweg in het midden, voetpaden aan weerskanten, en een leuning bestaande uit een enkel gespannen staaldraad, borstwering tegen de diepte waarvan het gebrekkige mij hoogst ongevallig was. Wij moesten er evenwel over. - Ik kan je niet zeggen hoe de tocht door het water me heeft aangegrepen, zei Tina halverwege deze brug. De ruïne van het stadhuis vind ik alleen maar spelctalculair en de keurig opgeruimde lege plekken in de stad haast teatraal, maar dat verdronken land met zijn intens droefgeestige poëzie deed me bijna huilen. En ilc: - Over een paar jaar zal er veel verbeterd zijn. - Ja maar, herhaalde zij, ik zal dit toch nooit kun nen vergeten. En ik weer: - We zijn in een andere wereld geweest, Tina. Droefgeestig, zeker, maar ook beklem mend. Duckw heeft ons in een onvermoede streek gebracht. Zou je daar nog wel eens in terug willen? - Nooit, nooit. De enkele herinnering is al haast te veel. Een militaire vrachtauto achter ons deed de noodbrug sidderen De donkere, kronkelende, schier eindeloze trap van brokkelig cement bracht mij in een andere stem- 50 Zeeuws Tijdschrift 2008 h-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 52