donkere rijtuig; daar slaat een onzichtbare klok altijd door. Ik was het niet gewaar geworden, maar uit Tina's woorden begrijpend dat wij ons bevonden in de grensgebieden van de tijd, beving mij wederom een paniek. Ik vloog op van de stoel en was in één sprong bij een wagonraam, ten einde, hoe dan ook, desnoods door verbrijzeling, ons beiden te redden uit het cen traalstation. Ogenblikkelijk werd de ruit trillend door schoten met donkere stralen tot een dicht netwerk uit onbreekbaar, onsplinterbaar gewapend glas. In de lichtkegels buiten, die alom gelijk bleke peperhuizen opstonden naar een koolzwart zwerk, kon ilc nog het terrein opnemen. Het station ploegde zich door een rotsgrauwe zee van stormgolven. Ik vernam het bruisen van water aan de wanden, en dijken met dode bomen, waar de zwalpen overheen sloegen, begeleidden ons van verre. De kegelbodems tijgerden de zee met vlekken van dodelijk wit, als de dodelijke vlekken van lepra de rimpelende huid. Het station begon een boog te beschrijven en ging met de zee schuins omhoog. Ik zag de reeks rijtuigen voor en achter zich in de oneindigheid verliezen en van vorm veranderen, torens worden en koepels, paleizen worden en katedralen, en verdwijnen als een lucht spiegeling. Wat bleef was het water waar het centraal station doorheen schuimde langs de wijdopen, witte ogen der borden van gevaar. Toen kwam Tina naast mij staan en fluisterde: - Ik geloof niet dat wij meer zijn in de wereld van drie afmetingen. Dadelijk daarop ben ik dit gaan neerschrijven, aan de tafel, maar niet in aardse taal of aardse tekens. Zal er een bemiddelende persoonlijkheid kunnen worden gevonden, die mijn verslag vertolkt tot iets wat daar ginds kan worden verstaan, zo al niet begrepen? En zal die persoonlijkheid mogelijk de hoofdkondukteur wezen met het brede zilveren schouderlint en in de oogkassen geschroefd de toneelkijker van vuurschie tend parelmoer, die mijn hand zag bewegen op het papier of wat het zijn moge, en vroeg: - U schrijft? Weet u dat u beiden gestorven zijt? - Gestorven? vroegen wij gelijktijdig. - Ja. Dood. Onderweg. Tina is hier. 55 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 57