|De Doolman (ca. 1965) EEG had een premie gezet op het rooien van boom gaarden, en er was vrijwel geen boer die had kunnen weerstaan aan de verleiding van dat gemakkelijke geld. Later zou er wel weer een premie komen op het planten van vruchtboompjes, en dan zouden zij de eersten zijn om weer een boomgaard neer te zetten. De jaarlijkse bezoeken verliepen volgens een min of meer vast stramien. Met mijn moeder en de broer tjes en zusjes reden we naar Goes. Daar haalden we mijn vader van het station op, want hij wilde dat eind niet in de auto rijden. Samen reden we door naar de Doolman. We werden hartelijk welkom geheten, kregen koffie van de boerin, en later een overvloedige broodmaaltijd met omelet. Mijn vader en de oude De Wael namen de gang van zaken door. De Wael was er steeds op uit om zijn nood te klagen over de bouwvallige toestand van huis en schuur, terwijl mijn vaders belang er in gelegen was om deze klachten zo veel mogelijk te bagatelliseren. Na het eten deed mijn moeder een middagslaapje in de opkamer, maakten de beide oude heren een wandeling over het terrein, en wij vermaakten ons op het boerenerf, dat we in Leiden alleen kenden uit de plaatjes van Jetses in de leesboeken van Ot en Sien. Waarom hebben stadsmensen boerenhoeves in eigen dom? Primair als belegging, natuurlijk, maar ook om iets van hun verbondenheid met land en landbouw tot uitdrukking te brengen. Het rendement op land bouwgrond was toen netto ongeveer één procent. Maar er is meer dan jaarlijks rendement alleen. Land stijgt in waarde. De pachtwet verhinderde verkoop aan een andere belegger en zo kon die waardestijging dus nooit worden gerealiseerd. De enige partij aan wie de eigenaar mocht verkopen, of die in elk geval het recht van first refusal had, was de pachter. Maar er was een moment waarop wel winst kon worden gegenereerd. Eens per generatie was er - en we spreken nu over vijfentwintig jaar geleden - de mogelijkheid om een echte klapper te maken, namelijk als je als eigenaar erin zou slagen om bij de pensionering of het over lijden van de pachter het land vrij van pacht te ver kopen. Dan was het land zomaar opeens aanzienlijk meer waard dan in verpachte staat, en die meerwaarde was belastingvrije kapitaalwinst. Tegenwoordig zijn de verschillen in waarde tussen verpacht en onverpacht land wat minder dan vroeger en ook zijn de onrecht vaardige effecten van de plotselinge waardevermeer dering die alleen de pachter ten goede kwam door wettelijke maatregelen enigszins afgezwakt. Toen de oude De Wael met het boeren ophield was voor mijn vader het moment gekomen om te proberen deze winst te realiseren. Wie de pachtwet leest ziet dat uitvoerig in erfopvolging in de pacht is voorzien. De pachter van landbouwgrond is misschien wel de meest beschermde beroepsgroep in Nederland. Had De Wael wel een opvolger? Mijn vader vond van niet, De Wael vond van wel: zijn zoon Sjef, die nu een administratief baantje had bij de kerncentrale in Borssele. Dat hij daar werkte was voor mijn vader het bewijs dat hij het boerenbedrijf vaarwel had gezegd. De rechter moest het maar uitmaken, en de zaak kwam voor de pachtkamer van de Rechtbank in Middelburg. De argumenten van mijn vader wogen niet op tegen de eerstegraads verwantschap tussen de vertrekkende pachter en zijn beoogde opvolger. Dat gaf overigens geen vijandschap tussen de fami lies, want De Wael, die met zijn eigen auto naar Middelburg gekomen was, bracht mijn vader gewoon naar het station. Het hoorde er allemaal bij. De ruilverkaveling was een groot goed, want al die doorvererfde en opgedeelde perceeltjes werden in grotere en overzichtelijke percelen veranderd. De jonge De Wael verloor zo wat van de verafgelegen perceeltjes en kreeg er dichterbij gelegen stukken voor in de plaats. De Doolman als landbouwbedrijf werd 59 Zeeuws Tijdschrift 2008 h-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 61