er niet groter of kleiner door, maar de bedrijfsvoering overzichtelijker. Het was ook het moment waarop mijn vader besloot het woonhuis en de schuur van de Doolman aan de De Waels te verkopen. Er waren altijd al disputen geweest over reparaties en nu dreigde echt groot onderhoud. Daar waren we dan mooi van af. De kosten van de ruilverkaveling waren enorm, en werden over dertig jaar uitgesmeerd. Ze hadden een verder neerwaarts effect op het rende ment van de investering. Mijn vader overleed in december 1982 plotse ling. Ik stond als oudste zoon voor de taak om het beheer te gaan voeren, in overleg met een tante die nog steeds mede-eigenares was. Ik moest er eigenlijk niet aan denken om de jaarlijkse financiële verslagen te gaan maken, en ook om nu de contacten te gaan onderhouden met de pachter, mijn leeftijdgenoot en oude vriend Sjef de Wael. Het stond voor mij vast dat de Doolman verkocht moest worden. Het waren de tijden van meer dan tien procent rente op kapitaal, er was een beurs-hausse aan de gang, en waarom dan genoegen nemen met minder dan één procent en wachten totdat eens, een generatie later, de kans zich heel misschien opnieuw zou voordoen dat we het land vrij van pacht zouden kunnen verkopen? En er was nog een andere overweging: het aandeel van mijn vader in de Doolman moest onder vijf erfgenamen worden verdeeld. Het aandeel van mijn tante straks onder nog meer kinderen. Geld verdeelt men nu een maal gemakkelijker dan een landbouwproject. Maar in die decembermaand van 1982 moest eerst nog een ander karwei worden geklaard. Aan de Oudekamerseweg, bij de weel, stond een klein café- tje van een keuterboertje, Jan Rijk geheten, lokale uitspraak: Jan Riek. Het cafeetje was alleen op zon dagmiddagen open. Het had een minimaal, ruw hou ten, interieur, eigenlijk niet meer dan een toog. Het bood aan niet meer dan tien drinkers plaats. Er waren geen stoelen. In mijn herinnering werd er alleen maar gedestilleerd geschonken, uit glaasjes die nooit werden gewassen. Dat hoefde ook niet, want jenever en brandewijn hebben een ontsmettende werking. Ik kreeg er wel eens een flesje chocomel aangeboden als mijn vader, bij gelegenheid van ons jaarlijkse bezoek aan de Doolman, ook Jan Riek bezocht. Deze pachtte een paar hectare land van ons, direct achter zijn stulp. Jan Riek maakte de indruk van een zonderling. Hij leefde alleen, bewerkte zijn landjes, hield wat dieren. Ooit, zo werd verteld, hadden ze een vrouw voor hem gevonden, helemaal in Bergen op Zoom. Men had Riek op de trein gezet om met haar kennis te maken. In Krabbendijke was hij alweer uitgestapt en had rechtsomkeert gemaakt. Pure paniek. Nu was Jan Riek kort vóór mijn vader overleden. En wat bij de Doolman destijds niet gelukt was, het land vrij van pacht verkopen, kon hier misschien wel lukken, want Jan Riek had alleen maar familie in de zijlijn. Deze familie had zich onmiddellijk voor de opvolging aangemeld, maar mijn vader had dat afgewezen. Dit moest dus door de pachtkamer in Middelburg worden beslist. Mijn vader had nog de week voor zijn dood het rekest bij de Rechtbank inge diend. Wat nu? Dit mocht natuurlijk niet mislopen, en ik voelde de verantwoordelijkheid drukken. Contact met een advocaat in Goes liep op niets uit, want deze wilde een aandeel in de opbrengst van de verkoop van het land vrij van pacht. Ik was van mening dat hij zich met een honorarium op basis van gewerkte uren tevreden moest stellen. Dat advocaten zich in dit soort zaken als belanghebbende stelden was overigens niet ongebruikelijk, vertelde de deken der advocaten in Middelburg mij, toen ilc hem daarover aansprak. Het gevolg was dat ik zelf maar de pachtwet ging bestude ren. Het was onthutsende lectuur. Op de dag van de zitting ging ik eerst naar Heinkenszand om met de plaatselijke notaris te pra ten. Iedereen daar wist immers wat er speelde, en hij was van alles op de hoogte. Het was duidelijk dat hij straks het land van Riek voor ons mocht verkopen, als we er maar in slaagden om het vrij van pacht te krijgen. Er had zich ook al een koper gemeld, boer Hoondert, die al land had dat grensde aan percelen van Jan Riek. Ook bij hem ging ik op bezoek. Ten slotte ging ik ook nog even bij Sjef de Wael op de Doolman langs. Ik vertelde hem dat de erven Witkam van plan waren de Doolman in een stichting onder te brengen, maar dat wij bereid waren rekening te hou den met zijn wensen om het land, waar zijn familie nu al zo lang op woonde, in eigendom te verwerven, voor een prijs natuurlijk. Hij hoorde het vriendelijk aan, maar ik zag al meteen aan zijn gezicht dat hij zich niet door mij zou laten bedonderen. Op naar Middelburg. Daar waren alle Rieken komen opdagen, mannen, vrouwen in klederdracht, kinderen, minstens dertig mensen. Het was een 60 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 62