geavanceerde gebieden ter wereld was. Het veran
derde razendsnel van aanzien door de rijkdommen
die werden aangevoerd via de WIC en VOC. Reders
werden rijk en toonden dat, er werden volop pakhui
zen gebouwd en havens gegraven, fraaie buitenhuizen
verschenen rond om de steden en langs de duinenrij.
Terwijl veel collega-schilders zich verlustigden in de
mooie materialen die van heinde en verre aangevoerd
werden en getoond werden door de nieuwe rijken, had
Goedaert oog voor het kleine, het verstilde. Dat komt
tot uiting in zijn boeken, maar ook in zijn tekeningen
en schilderijen. Met veel liefde tekende en schilderde
hij de kleinste details. Hij zag in de kleine insecten de
grootheid van God, die in staat was geweest een grote
diversiteit aan natuur te scheppen: 'Daer is geen der
schepselen soo geringh, of uyt de aendachtige op-merc-
kinghe der selve lean men veelsints ende overvloedighe
stoffe vinden om Godt te loven, ende sijne wonderlijcke
wijsheid ende voorsienigheyd te verwonderen.'
Een bruine uyl
Wanneer ik Kees Beaart bezoek troont hij me direct
mee naar zijn werkkamer waar zich de collectie
Goedaert bevindt die alle verschillende edities en ver
talingen van de Metamorphosis bevat. In 1996 vond
Beaart bij toeval in Kopenhagen een mooi perkamen
ten bandje met de Metamorphis Naturalis en sindsdien
verzamelen hij en zijn Deense vrouw Birgit alles
over Goedaert en zijn Middelburgse tijdgenoten. De
boeken in de werkkamer staan allemaal in verband
met Goedaerts drie bandjes (formaat A5). Hij schreef
die niet in het Latijn, de wetenschappelijke taal tot
het midden van de negentiende eeuw, maar in het
Nederlands dat nog steeds goed leesbaar is al moet je
wel weten dat met een 'uyl' in het onderstaande citaat
uit het origineel een vlinder bedoeld wordt.
'Dese rupse eet het loof van braemen ende willige-
boomen, welck beyde tamelick verkoelende zijn, met
een t'samen-treckende eyghenschap. Ick hebbe hem
wegh gheset om tot sijn veranderinghe te komen op
den 13 junii, ende sy heeft haer selfven gelijclc als
begraeven ende in een rustplaets begeven tot op den
14 julii, so datse in haer veranderinghe ghebleven is
den tijdt van een-endertigh daegen. Ende doen is daer
uyt voortgekomen eenen bruyne uyl. Sijn coleur treckt
na den gheelen, ende op ieder vleughel staet een rondt
pleckjen uyt den witten. Desen uyl was na sijnen aerdt
seer sterclc, hoewel hy in den tijdt van twee dagen
doodt was. Ick noemden hem den voorsichtighen, omdat
hij in sijn voort-lcruypen seer seeclcer ginck.'
Goedaert liet zijn beschrijvingen en ondervin
dingen vergezeld gaan van fijnzinnige tekeningetjes.
Beaart laat me enthousiast de verschillen tussen de
diverse edities zien. 'Kijk, hier is er een stadium bij
getekend want in een eerdere editie ontbreekt de pop.
Dit tekeningetje is ingekleurd door iemand anders
want hij gebruikte andere kleuren. Deze afbeelding
moet een ander getekend hebben want hij werkte
nooit met schaduwen. Goedaert maakte waterverf
schilderijen van de rupsen en vlinders en daar werden
naderhand etsen van gemaakt. Vervolgens werden de
afbeeldingen met de hand ingekleurd. Waarschijnlijk
heeft iemand anders de ets gemaakt naar een schilde
ring van Goedaert.'
Tijdgenoten en volgelingen
Iemand die vaak in een adem genoemd wordt met
Goedaert is Johannes de Mey, theoloog, natuurfilosoof,
en schrijver in Middelburg. Deze schreef de inleiding,
verschillende hoofdstukken en bijlagen in het werk
van Goedaert. Bovendien voltooide hij het derde deel
en vertaalde de in het Nederlands geschreven boekwer
ken in het Latijn en Frans. Overigens zijn er ook een
Engelse en Latijnse vertaling uit de zeventiende eeuw
bekend van de Britse entomoloog Martin Lister. Beaart
vond in het Zeeuws Archief tot nu toe onbekende gege
vens over Johannes de Mey. 'Hoe meer bekend is over
Johannes Goedaert en zijn omgeving, hoe beter je een
beeld kunt vormen over zijn leven. Je gaat steeds meer
verbanden zien. Zowel Goedaert als De Mey zijn in
Middelburg op school geweest en zijn in hetzelfde jaar
geboren. Dat is niet onbelangrijk wanneer je hun latere
samenwerking beschouwt.'
64 z eeuws Tijdschrift 2008 1-2