Pas dertig jaar nadat hij het beeld maakte, onthulde
Wolkers in een interview de identiteit van de vrouw
die er model voor stond. Het was Maria de Roo uit
Goes, Wolkers' eerste vrouw, die voor het beeld had
geposeerd met hun tweede zoon Jeroen in haar
armen. De reden dat Wolkers niet al veel eerder over
het beeld sprak, was dat hij zich bij het maken ervan
niet zozeer had laten inspireren door de Zeeuwse
watersnoodramp, als wel door een dramatische
gebeurtenis uit zijn persoonlijk leven - waarover hij
heel lang niet kon spreken. In 1963 verwerkte hij
deze wel in zijn roman Een roos van vlees. Het boek
gaat over 'Daniël' en 'Sonja' die van elkaar verwijderd
raken nadat ze in een ijzingwekkend beschreven inci
dent met een heetwaterlcraan hun dochtertje verloren
hebben. Het was Wolkers en Maria de Roo in 1951
zelf overkomen met hun dochtertje Eva. Het drama
verwerkte Wolkers in Een roos van vlees, maar ook het
beeld in Kruiningen had hij nooit kunnen maken als
het ongeluk met hun dochtertje niet was gebeurd:
'Daarom heeft het zoiets echt triests gekregen. Het
kwam echt uit mijzelf, anders had ik wel een vrouw
met zo'n Zeeuwse kap op het hoofd gemaakt, zoals ze
ook bij de onthulling van het beeld stonden.'
Maria de Roo poseerde voor nog minstens één
ander beeld van Wolkers. In de nalatenschap van de
Zeeuwse dichter en dagboekschrijver Hans Warren
(1921-2001) bevindt zich een portret van haar, een
buste die Warren ooit van Wolkers cadeau kreeg. De
Roo was namelijk niet alleen een tijd lang de muze
van Wolkers, maar ook van Warren.
Sybille
Zij groeit op in Goes aan de Kreulcelmarkt 2. In de
jaren voor de Tweede Wereldoorlog bezoekt ze het
Goese Lyceum. Daar, in de derde klas, ontmoet ze ook
Hans Warren, die zó verliefd op haar is dat hij er in
de vierde klas voor zorgt samen met haar te blijven
zitten. Na het examenjaar verliezen ze elkaar uit het
oog. In de winter van 1943 blikt Warren terug op
zijn liefde voor Maria, die hij in zijn Geheim dagboek
'Sibylle' noemt. Er ontstaat dan een gedicht dat het
eerste gedicht zal worden in Warrens poëziedebuut
Pastorale (1946).
Bekentenis
Met zoveel liefde heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het zeggen van je naam mij is gebleven
een liefkozing, waar ik dagen op lean leven.
En dit is de liefste herinnering:
hoe op het plein, een honinglied van linden,
vanuit de schaduw over witte straten
je aan kwam lopen. Speelse zomerwinden
sloegen de gele zijde van je kleed
tegen je ranke lichaam, en je ogen
waren van heimwee raadselig verwijd.
Hoevele zomers zijn sindsdien vervlogen.
Met zoveel liefde toch heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het een liefkozing der lippen is gebleven
je naam te zeggen als ilc eenzaam ben.
(Verzamelde gedichten, p. 7)
Was het het schrijven van dit gedicht dat Warren deed
terugverlangen naar Maria? De volgende maanden
duikt haar naam geregeld in Warrens dagboek op.
Wachten en talmen, en bijna een heftige brief met
gedichten toesturen, verder komt het niet, tot hij in
de zomer van 1943 een kort briefje bij haar in de bus
doet en hij een week later antwoord van haar krijgt:
'Kom me eens opzoeken als je in Goes bent.' En dat
doet hij, zenuwachtig en met bonzend hart gaat hij
naar Kreulcelmarkt 2, loopt nog wel een paar stra
ten om, spreekt zichzelf moed in, maar zet door. 'Ik
beklom de hardstenen stoep en belde aan. Een dienst
bode liet me binnen in een rijk gemeubileerde kamer,
waarin niemand aanwezig was. Er lag een boeket
lamsoorbloemen op een tafel, van nervositeit nam ik
het op, en stond er wel heel dwaas mee in m'n han
den toen ik lichte voetstappen op de trap hoorde, de
deur zwaaide open, en Sibylle kwam binnen.' Ze gaan
6 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2