Maria de Roo in het atelier van Jan Wolkers. (Collectie
Zeeuwse Bibliotheek).
voor de ramen zitten en al snel ontstaat tussen hen
de vertrouwde sfeer van vroeger. Hij nodigt haar uit
vogels te kijken in de Calandpolder en als zij deze uit
nodiging accepteert gaat hij met een opgetogen en blij
gevoel weer naar huis. 'Ik zie me al verloofd!' schrijft
hij in zijn dagboek.
Vanaf dit moment zien ze elkaar geregeld. Ze blij
ven bij elkaar logeren, zij het nooit in hetzelfde bed of
op dezelfde kamer. De wederzijdse ouders houden dit
streng in de gaten. Als een jaar later, in de zomer van
1944, De Roo en Warren samen in dezelfde fauteuil
zitten en haar vader binnenkomt, moet Warren met
een verklaring komen. Het gesprek tussen Warren
en Maria's vader leidt, zoals Warren in zijn dagboek
schrijft, tot 'sanctionering' van de verkering en er
breekt een tijd aan van nog intensiever contact. Vaak
gaan ze samen zwemmen, gedichten als 'Baadster' en
'Liggend in de zon' uit de bundel Pastorale zijn hierop
geïnspireerd. Duidelijker wordt ook hoe Warren in
zijn relatie met De Roo worstelt met zijn homoseksu
aliteit. Uiteindelijk doet hij haar een bekentenis. De
Roo reageert met begrip op zijn vraag of zij nog wel
van hem houdt: '"Verschrikkelijk veel. Heb je er nu
spijt van dat je het hebt gezegd?" "Nee, ik ben bij dat
je het weet, dat ik me nooit meer in van die rare boch
ten hoef te wringen. Maar ik ben bang dat er niet veel
zal veranderen." Ze knikte. Ze is iets jonger dan ik,
maar ze leek jaren, jaren ouder in ervaring.'
In het najaar van 1944 wordt Zeeland bevrijd en
hoewel Maria's vader Anthonie de Roo een belangrijke
rol speelde in het verzet en nu zelfs tot waarnemend
burgemeester wordt gekozen, richt de volkswoede
zich op zijn dochter. Die zou tijdens de oorlog - nog
vóór haar relatie met Warren - relaties met Duitse
soldaten hebben gehad. Wat daar precies van waar is,
valt niet te achterhalen - Warren is er in zijn dagboek
niet expliciet over - maar Maria duikt onder uit angst
kaalgeknipt te worden. Als Warren bij haar vader op
de Kreukelmarlct is, zegt deze, wanhopig ijsberend
door de kamer, tegen hem: 'Hans, jongen, ik had me
de bevrijding anders voorgesteld.'
Na de bevrijding in oktober 1944 en de komst van
de bevrijders, wordt Warren verliefd op de Canadese
soldaat 'Timothy'. Het is reden voor Maria de Roo
een punt achter de relatie te zetten in een brief die
Warren nooit heeft bereikt. Als hij dan ook in janu
ari 1945 bij haar, aan het huis op de Kreukelmarlct,
aanklopt, wekt zijn verschijning verbazing. Ze heeft
hem geschreven dat ze het niet meer volhoudt met
hem en haar ouders weten dit intussen ook. Ze praten
lang met elkaar en hij wordt nog uitgenodigd voor de
maaltijd. Meer gesprekken volgen, maar het afscheid
blijkt voorgoed. 'Zij ging vóór mij de trap af en bij de
overgang naar de benedenverdieping klonk opnieuw
die hese snik. Ik nam haar mantel van de kapstok, het
korte bont was nog vochtig van de mist. Een dienstbo
de kwam de gang in toen we al bij de voordeur waren.
Het meisje beijverde zich om de deur voor Sibylle te
openen. Zij draaide zich nog één keer om, zei met
een vertrokken glimlach "Dag..." en ging de regen in,
naar haar werk.'
7 Zeeuws Tijdschrift 2008 1-2