EEN GRADUELE KENNISMAKING MET DE ROMEINSE WERELD De late Ijzertijd en de vroeg-Romeinse periode (circa 200 v.Chr. - 69 n.Chr.) Hoe de samenleving er voor de komst van de eerste legioenen op etnisch vlak uitzag is vrij onduidelijk, Caesar noemt de bevolking Menapiërs, maar het is verre van zeker of de bewoners van het gebied zich zelf toen ook beschouwden als een etnisch geheel, dat wil zeggen of ze zich als één culturele groep en sociale structuur zagen, met een gemeenschappe lijke geschiedenis en staatstructuur. Meer dan waar schijnlijk werd het gebied aan de vooravond van de Romeinse veroveringen bewoond door verschillende losse groepen van clans, stammen die evenwel nog geen echte staatstructuur kenden en zich uit nood zaak of opportunistische overwegingen groepeerden. De Romeinse kijk op het Menapische gebied Caesar meldde bij zijn verovering van Gallië tussen 57 en 51 v.Chr. dat de Menapiërs slechts 9000 strijders (wellicht zo'n 25.000 tot 30.000 mensen in totaal) tegen hem in verweer konden brengen. In verhouding is dit erg weinig in vergelijking met naburige stam men in Noord-Gallië zoals de Nervii (50.000 krijgers). Deze kenden in tegenstelling tot de Menapiërs de muntslag. Toch kostte het Caesar enige moeite het gebied onder controle te krijgen. Waarschijnlijk speel den de terreinomstandigheden - moerassen en dichte bossen - hier een rol en na het Romeins debacle van 56 stuurden de Menapiërs pas in 53 v.Chr. gezanten naar Caesar voor een formele, doch tijdelijke, over gave. In 30 v.Chr. immers nog moest Rome ingrijpen om een opstand te onderdrukken, het is echter wel de laatste waarvan sprake is in de bronnen. Bij de latere opstand van de Bataven in 69 AD, kiezen zowel de Menapiërs als de Morinen de zijde van Rome. Interessant is dat Caesar - net als Strabo - expli ciet aangeeft dat de Menapiërs beide zijden van de Rijnmonding bewonen; wat ofwel een grote vergis sing is, ofwel met de realiteit correspondeert. We zijn geneigd de laatste hypothese te volgen, ook al omdat wat later Plinius (Naturalis Historia, IV, 101 en 106) een hele reeks nieuwe volkeren opsomt die zich kwamen vestigen tussen Flevum (latere Zuiderzee) en het Helinium (Rijn-Maasmonding), zoals onder meer de Marsaci, Sturii en Frisiaviones. Deze in oor sprong Germaanse volkeren werden in de nasleep van Caesars moordende campagnes samen met andere groepen zoals de Bataven en Tungri uit Germaans gebied 'geïmporteerd' en gevestigd in veroverd gebied. Voor de eerstgenoemde groepen was dat dus in het Helinium. Meteen werd de Schelde dan de noord grens voor het Menapische gebied. Een bijkomende optie is dat de Schelde ten noorden van Bergen op Zoom met een andere tak noordelijker liep, zo het tra ject van de latere Striene vormend, en zich noordelij ker in de Maas wierp zoals Caesar het al aangaf. Civitas Stipendaria Ook meldt Tacitus (Flistoriae IV, 28) dat Civilis in 69 AD troepen stuurde over de Maas om de Menapiërs en Morini in bedwang te houden. Dat zou dan de Menapische grens inderdaad nog noordelijker plaat sen, al is er uit geologisch oogpunt geen duidelijk heid omtrent de exacte ouderdom en omvang van de Striene. Bovendien hoeft de passage niet te betekenen dat de Menapii en de Morini direct aan de andere kant van de Maas woonden, maar juist dat ze iets verder er vandaan extrema Galliarumwoonden: '(Civilis) gaf een andere troep het bevel de rivier de Maas over te steken om de Menapiers en de Morinen en op die manier de uitersten van de Gallische gebieden te teisteren'Meer dan waarschijnlijk mag dan ook de huidige Oosterschelde als 'harde' grens tussen het gebied van de Menapii in het zuiden en de Frisiavones ten noorden daarvan (Schouwen-Duiveland) worden aangezien, zelfs al dienen we de 'noordelijke optie' open te houden. De verdere grenzen werden gevormd door de Schelde in het oosten en zuidoosten, en verder door de Aa in het zuiden. Na keizer Augustus' lex provinciae (22 v.Chr.) en enkele aanpassingen kwam de civitas Menapiorum voorgoed in de provincie Gallia Belgica te liggen, het was een civitas stipendiaria, wat betekent dat er belas ting diende betaald te worden. De hoofdstad was Castellum Menapiorum, het huidige Cassel in Noord- Frankrijk. De stad lag excentrisch ten opzichte van het studiegebied en domineerde het zuidelijke deel van de Kustvlakte en de civitas. Uit politieke-economische overwegingen was de stad natuurlijk wél gunstig gele gen vlak bij belangrijke verbindingsassen, vlootba- ses en andere steden. Dio Cassius (Romaikè historia 39, 44, 2) geeft overigens aan dat de Menapiërs geen 13 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 13