uitdrukking brachten met deze consumptiegoederen. Dit materiaal nam ongeveer 30 procent van het aarde werk in beslag, wat een groot aandeel genoemd mag worden. De rest van het vaatwerk verschilde meest al in niets tot weinig van dat van de site uit de late Ijzertijd wat erop wijst dat de bewoners hun cultu rele wortels in hetzelfde gebied zoniet dezelfde plaats hadden. Bij de vondsten bevonden zich ook brokken van fijne witte wandbepleistering, een extra aandui ding voor het bijzondere karakter van de site en z'n bewoners. De elitestatus van de nederzetting duurde mogelijk nog langer want in de Flavische tijd en in de tweede eeuw werden sommige kamers van de houten gebouwen zeer uitzonderlijk met een rode pleisterlaag bedekt en de daken van een dak in leisteen (schist) voorzien; dit laatste diende uit Henegouwen te wor den aangevoerd. Tijdens de Flavische tijd werd overi gens ook een waterput aangelegd; wat later werd de gracht opgegeven. De algemene structuur van dit vroeg-Romeinse erf roept heel wat vormelijke gelijkenis op met deferm.es indigenes, of Inheemse Boerderijen zoals die frequent gevonden worden bij opgravingen in Noord-Frankrijk. De grachtencomplexen vormen een wezenlijk onderdeel van de boerderij en vormen naast een barrière voor vee en indringers ook een duidelijke uiting van status. Net zoals in Noord-Frankrijk vaak het geval is, groeide dit erf uit een voorganger uit de late Ijzertijd. De duidelijke fysische en chronologische breuk rond het midden van de eerste eeuw v.Chr. wijst op een tijdelijke, doch ingrij pende verandering... de Gallische Oorlog? In zijn geheel gezien wijzen verschillende sites in beide landschapstypes op een grote mate van conti nuïteit in de aard van bewoning. Huizenbouw - hoe beperkt voorlopig ook gedocumenteerd - en aarde werk lijken zich zeker tot het begin van de Flavische tijd te bestendigen in IJzertijdtraditie; het gebruik van Romeinse importen (op inheemse wijze?) blijft beperkt tot assimilatie op persoonlijke basis. Van een drastische of vroege 'romanisatie' in een norma tieve materiële betekenis kan en mag dus zeker geen sprake zijn. Opvallend is ook dat wat het Kustgebied betreft de steeds toenemende invloed van stijlele menten uit het noorden zoals opgemerkt door Van Heeringen in de vroeg-Romeinse tijd doorgaat. Onder meer in het aardewerk van Domburg, Colijnsplaat maar ook op de oudste erven van Ellewoutsdijk en in Kouderkerke-Meinersweg lijkt een noordelijke invloed merkbaar te zijn in het aardewerkspectrum. Het is zeer gevaarlijk om hier etnische interpretaties aan te koppelen; veeleer lijkt ons sprake te zijn van steeds toenemende contacten en uitwisselingen langsheen de kust voor, tijdens en na de Romeinse tijd. Inheems-Romeinse begraafplaatsen De dodenzorg in het studiegebied gedurende de vroeg-Romeinse tijd is voornamelijk bekend uit enkele grafvelden die zich rond de cuesta bevinden. Uit de rest van het gebied zijn uit deze periode nog geen begravingen bekend. In alle gevallen gaat het om cre matiegraven waarin de brandstapelresten: houtskool en wat - meestal niet alle - crematieresten werden gedeponeerd. Eén of meerdere potten en soms een mantelspeld zijn typische nog herkenbare grafgiften. Het grafveld van Ursel-Rozestraat werd gekenmerkt door een grote mate van continuïteit waarbij een grafheuvel uit de Bronstijd tijdens de Ijzertijd werd omheind door een vierkante gracht. Het gebruik van vierkante omgrachte bijzettingsplaatsen of plaatsen met rituele betekenis van deze vorm gaat in Zandig- Vlaanderen terug tot de vroege Ijzertijd. Uit de late Ijzertijd is in de regio in Knesselare overigens een monumentje bekend waar later in de vroeg-Romeinse tijd een offerkuil bij werd aangelegd. Ook enkele sterk gelijkaardige aarden monumenten uit Oedelem- Wulfsberghe werden tijdens de vroeg-Romeinse tijd wellicht nog bezocht. In Ursel-Rozestraat werden verschillende gra ven uit de laatste eeuwen voor de jaartelling rond het monument aangelegd; de jongste dateren tot in het midden van de eerste eeuw AD. Nadien lijkt het graf veld op te houden te bestaan en zich zuidelijker naar een nieuwe locatie ter hoogte van de plaats 'Konijntje' te verplaatsen. Eenzelfde breuk lijkt ook te bestaan op de vroeg-Romeinse begraafplaatsen van Maldegem- Baaikensedeweg en Oostwinkel-Leischoot. Opvallend is overigens de vondst van een centraal gelegen vierkant omgrachte, plaatselijk onderbroken zone in de grafvelden van Oostwinkel-Leischoot en Maldegem-Baaikensedeweg. Ook het jongere grafveld van Ursel-Konijntje vertoonde deze 'aarden enclosure'. In de voornoemde gevallen namen deze vierkanten een opvallend centrale plaats in binnen het grafveld. In Maldegem lagen de graven duidelijk rond en ten noorden van het vierkant geschikt; dat laatste had net als de enclosures van Oostwinkel en Ursel een toegang 16 Zeeuws Tijdschrift 2008 i 3-4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2008 | | pagina 16