nederzetting in het marien gebied zoals Ellewoutsdijk
in wezen dan ook weinig anders dan die van een
nederzetting in het zandgebied zoals Knesselare-
Kouter. De variaties die er zijn werden hoofdzakelijk
landschappelijk bepaald door de aard van de geteelde
gewassen en gekweekte dieren, of door de beschik
bare bouwmaterialen in de buurt van de nederzetting.
Eerder gingen we reeds uitvoerig op het agrarisch
potentieel van de verschillende landschappelijke deel
gebieden in.
Centrale plaatsen als transitpunten tussen
lokale en globale economie?
Er moet worden aangenomen dat er in het gebied
wat grotere nederzettingen zijn geweest die min of
meer een centrale functie hebben vervuld in de regio.
Voor het zandgebied zijn dat sites zoals Wenduine,
Torhout, Merendree en verder oostelijk Waasmunster
bij de Durme. Deze zogenoemde vici vallen op door
hun gunstige geografische ligging, vaak aan het
knooppunt van wegen. Ze groeperen vaak allerhande
commerciële, religieuze en administratieve functies.
In de eerste plaats waren het wellicht marktplaatsen
waar boeren hun waar aan de man konden brengen
en waar middlemen en rondtrekkende handelaars met
hen in transactie gingen. Het valt overigens op hoe
weinig munten er in de inheemse sites gevonden
worden in vergelijking met de centrale plaatsen. Men
kan zich dan ook afvragen hoe gemonetariseerd de
samenleving eigenlijk wel was. Wellicht speelde ruil
of betaling in natura nog een belangrijke rol. Hoe
overigens de aan Rome verschuldigde belasting werd
betaald is niet helemaal duidelijk. Gedacht wordt dat
aanvankelijk de belasting opgebracht werd in natura,
zoals de Friezen in runderhuiden (Tacitus, Annates
IV, 72), en in manschappen voor hulptroepen van het
Romeinse leger, zoals de Bataven (Tacitus, Gemania
29). Later moet waarschijnlijk ook in geld betaald
zijn, maar zullen aanvullende betalingen zijn gedaan
in producten uit de regio, zoals zout of wol. Ook de
burgerlijke bewoningskernen in de onmiddellijke
omgeving van de versterkingen zoals Aardenburg en
Oudenburg zullen een zekere centrale functie hebben
gehad al vervulden deze sites vooral ook de transactie
rol tussen civiele en militaire economie.
Voor het Zeeuwse gebied zouden - behoudens
Aardenburg - de centrale plaatsen wellicht gezocht
moeten worden bij Domburg-Westhove en bij
Colijnsplaat, waar de tempels voor de godin
Nehalennia hebben gestaan. Gezien de grote hoeveel
heid muntvondsten van het strand en de duinen van
Westerschouwen zou ook hier een grotere nederzet
ting met een centrale functie gelegen kunnen hebben.
Helaas moeten we constateren dat de locaties waar
zich de bewoning heeft bevonden nu in de Noordzee
en de Oosterschelde bevinden en dat daarvan nauwe
lijks sporen zijn aangetroffen. Op grond van de vele
aanwijzingen op de wij-altaren voor Nehalennia wordt
aangenomen dat bij de tempel van Colijnsplaat een
handelsnederzetting met havenfaciliteiten heeft gele
gen. Iets dergelijks mag ook in Domburg verwacht
worden. Misschien was deze nederzetting van een iets
hogere rangorde, gezien het feit dat hier, naast altaren
voor de inheemse godin Nehalennia, ook altaren en
beelden zijn gevonden die gewijd zijn aan goden uit
het officiële Romeinse pantheon. Bij Colijnsplaat, in die
tijd volgens een inscriptie mogelijk Ganuenta geheten,
zijn uitsluitend wijdingen aan Nehalennia bekend.
Hoe de opname van het gebied in de 'globale'
economie van de Romeinse wereld eruitzag is niet
zo duidelijk. Toch kan op basis van historische en
archeologische bronnen verondersteld worden dat de
output zich vooral gesitueerd moet hebben in marie
ne producten zoals zout, vis (producten), kalk, schaal
dieren en wol/textiel voor het kustgebied en in var
kensham en mogelijk ook wol textiel voor het zandi
ge binnenland. Zeker het zout, waar in de Romeinse
tijd een staatsmonopolie op rustte, moet van wezen
lijk belang zijn geweest. Een belangrijke toegevoegde
economische - en bij uitbreiding ook politiek-militai-
re - waarde is de gunstige geografische ligging van
het Vlaamse en Zeeuwse kustgebied op het snijpunt
tussen handelsroutes uit het zuiden van Gallië, het
Noordgallische binnenland, het oosten via de Rijn en
Maas en natuurlijk het westen via Britannia.
Deze draaischijf of transactiepoort gateway
komt mooi tot uiting in de beroepen en herkomst
van de personen die worden vermeld op de altaren
voor Nehalennia, maar blijkt tevens uit het versprei
dingspatroon in aardewerk; hoe beperkt in waarde
dit op ruimere economische schaal gezien ook moge
zijn. Brits aardewerk (Black Burnished, Nene Valley,
Oxfordshire) op lcustsites aan onze kanaalzijde; het
voorkomen van Low Lands Ware langs de zuidoost
kust van Engeland; handgemaakt aardewerk uit de
IJzermonding dat gevonden werd in Londen, het zijn
20 Zeeuws Tijdschrift 2008 3-4